Als de kolenman kwam, was het huis in rep en roer. De jassen moesten van de kapstok gehaald worden, kleden opgenomen worden, deuren van slaapkamers moesten dicht en overal werden oude kranten over de vloer, 'het zeil', uitgespreid.
De kolen werden ’s zomers gekocht als de prijs lager was en werden los gestort in het kolenhok in de tuin. De kolensjouwers moesten door ons hele huis lopen en door de keuken om het kolenhok te bereiken.
Als kleine jongen was ik een beetje bang van ze, met hun vervaarlijke uiterlijk, de zwarte kleren. Het kolengruis zat tot diep in hun poriën. Ik verstopte me dan tussen de struiken in het tuintje, als ze zwaar klossend door die holle gang heen en weer liepen.
De kolen zaten in jute zakken en werden per mud verkocht. Na het storten werden de lege zakken keurig op elkaar gestapeld en hardop geteld. Ik geloof dat één mud twee zakken was.
Wij stookten altijd antraciet, een wat chique kolensoort, waarvan de grootte uitgedrukt werd in cijfers, 4tjes, 5jes enz. De brandduur daarvan was langer en de gloed van de haard was behaaglijker. Dit in tegenstelling tot eierkolen, een samengeperst kolengruis, die fel brandden maar gauw opgebrand waren en geen sfeer gaven.
Indrukwekkend vond ik het ophijsen met touw en blok van de kolenzakken voor de bovenwoningen, één, twee of driehoog. Met z’n tweeën of drieën hezen ze, kunstig om en om het touw vastpakkend, met aanmoedigingskreten de kolen naar de zolders.
's Zomers werd de haard van de schoorsteen losgekoppeld, schoongemaakt en eventueel gerepareerd met kachelkit, een smeersel dat je in de kieren van de kachel kon smeren.
Voor dat werk kwam de haardensmid, de heer Wams heette hij als ik me goed herinner. De zaak was, dacht ik, op het Aalsmeerplein. Meneer Wams was vrij klein, maar met verbluffende kracht en behendigheid droeg hij de loodzware kachel tot aan de stoeprand om hem daar te reinigen met stoffers en borstels.
Gepubliceerd: 30 oktober 2006
Lees hier meer verhalen over de Hoofddorppleinbuurt.