En nadat de vuilniswagen was geweest verscheen er nóg een man van de Gemeente-reiniging, nu met een bakfiets en daarop een vat met sop. Hij borstelde je vuilnisemmer schoon, tenminste -als je daar een abonnement op had. Tot 1965, toen het aardgas in de stad kwam, stookte vrijwel iedereen een kolenkachel op de bovenhuizen. Dat gaf veel stof en as, de aslade werd elke dag in de vuilnisemmer geleegd.
Het betekende ook dat er steenkool als brandstof in de huizen moest worden opgeslagen.
Als er een balkon was dan was daar vaak een kolenkist getimmerd waarin de kolen werden bewaard. Op de Hoofddorpweg waren er vaak geen of slechts kleine balkons waardoor de kolen op de zolders in een getimmerd hok werden gestort. Daartoe kwam elke zomer de kolenman Dogger, Mons of zoals bij ons thuis de firma Jongkind uit Aalsmeer en paar mud anthraciet ('drietjes') afleveren.
Die werden dan in jute zakken naar boven gehesen aan de hijsbalk en de kolen in het hok op zolder gestort. Ik meen dat een hoeveelheid van drie of vier mud (=hectoliter) kolen voldoende was om de winter door te komen. Arme mensen stookten eierkolen, van gruis geperste kolen waren dat, die brandden echter snel op. Anthraciet was kwaliteit en brandde langzaam.
Als kind was er altijd van alles te beleven op straat, spelen en rijden met de autoped waarbij om de huizenblokken wedstrijdjes werden gereden, maar ook gebeurtenissen op straat trokken onze aandacht. Zo stopte er eens een autoo'tje midden op de Hoofddorpweg, een Lloyd, waarvan de carosserie grotendeels opgebouwd was uit hout en een soort gelakt zeildoek. De auto begon vlam te vatten aan de achterkant en rookte hevig. De bestuurder wist haastig uit het voertuig te komen en pakte nog gauw zijn aktentas. Bakker Homan kwam uit zijn winkel gerend met een zak meel en trachtte de auto te blussen. Rook mengde zich met het stuiven van meel: een prachtig gezicht …
Dit is deel 7 van een prachtige beschrijving van de buurt door Ger de Lange. Komende weken verschijnen nog meer delen van dit verhaal. (Redactie)