‘In 2003 is de boel verbouwd. Vroeger stond er in het midden een stelling, met aan weerskanten gangpaden. Nu is er nog maar één wand met kruidenierswaren. En bij de deur stond de kassa. Driekwart van de handel is eruit gegaan. Klanten zeggen soms nog wel: ‘ik mis je oude winkeltje’. Dat zijn de grijze kuiven. Maar lang heb ik voor een handje vol vaste klanten, naast het assortiment in de winkel, achter, in het magazijntje, nog een voorraadje gehad van artikelen die de vaste klanten altijd kochten, bijvoorbeeld wasmiddelen. Dat werd ook minder. ’t Was voor de aardigheid. Er was een grote vaste klantenkring. Ik was een van de weinige kleine buurtwinkels. Maar die klanten die vallen weg of overlijden. Ze verhuizen naar het verzorgingstehuis. Toen moest ik het omgooien’.
‘Het assortiment is veranderd. Er zijn nu meer vers spullen en de kruidenierswaren, dat is alleen nog maar bijzaak. Vroeger was dat de hoofdmoot. Daar kwam het geld van binnen. Maar je kunt niet meer concurreren tegen het grootwinkelbedrijf. Je bent altijd te duur. Je moet specialiseren. Daarom heb ik nu meer versgebeuren. Verse broodjes en vleeswaren. Als je zorgt dat je daar goed in bent, dan komen de mensen terug’.
‘De buurt veranderde. Ruim tien, vijftien jaar geleden werd het allemaal wat minder. Ik merkte het in de zaak niet eens zo, ik had vaste klanten. Maar later, toen werd ook het aanbod van winkels minder. De groenteman die wegging. Die stopte ermee. De juwelier die ermee stopte, de textielwinkel die ermee stopte . . . Allemaal weg op dit rijtje van de Calandlaan. Dan was het loopje van de klanten eruit. Zeker toen de groenteman ermee stopte. Wij waren toen nog een buurtsuper. Mensen combineerden ons met de groenteman. Wij stonden bekend om onze vleeswaren en brood, de groenteman om de kwaliteit van zijn groenten en fruit. Mensen hadden dan twee vliegen in een klap. Doordat hij weg viel lieten ze mij ook links liggen’.
‘Die groenteman ging al voor 2000 weg. Dat was Willem Flens, het was een hele goede groenteman. Nu zit er die Bel-sat (Pieter Calandlaan 79, Sat-pc Electronic: ‘Specialist in Slotervaart voor satelliet, pasfoto's en computeraccessoires’). Flens maakte zelf maaltijden en stamppotjes. En hij had heerlijke fruitsalades. Maar rond 2000 is hij gestopt, heeft hij zijn zaak verkocht. Er kwamen steeds meer allochtone mensen. Die zoeken hun eigen winkels op, komen niet bij een normale groenteman, bij een normale kruidenier, een normale slager. Al voor 2000 had die trend al ingezet’.
Toen hebben Pakistaanse mensen de zaak nog voortgezet, met dezelfde opzet. Alleen de kwaliteit holde achteruit. Het waren hele aardige en lieve mensen, maar ze hadden er geen kaas van gegeten. Ze wisten niet dat als het buiten vriest, dat dan de bananen niet buiten mogen liggen . . . Ik heb een tweejarige AGF-opleiding gehad. Die afkorting staat voor Aardappelen, Groente en Fruit. Dus ik wist, bananen mag je niet beneden de 7 graden bewaren, dan worden ze zwart. Hij had ze buiten liggen terwijl het vroor. Dan moest ik hem dat zeggen . . ! Dat vind ik sowieso jammer, alles mag maar verkocht worden. Mensen hoeven niet meer echt warenkennis te hebben’.
Bij Pronk Culinair zijn de broodjes tegenwoordig de specialiteit. De zogenaamde clubsandwiches bestaan uit ‘laagjes geroosterd brood met gerookte kip, tomaten, avocado, mayonaise, sla, komkommer, laagje bacon, kipfilet, tomaatje. Allemaal laagjes op elkaar met een prikkertje erdoor. Vind je nergens. Het is extra lekker. De broodjes bak ik zelf af, in de oven, maar met stoom, dan blijven de broodjes langer vers. Niet enkel met hete lucht. Alleen zo blijft het vocht erin. Dat is nou warenkennis!’
Pronk Culinair levert ook veel aan bedrijven. ‘Daar zal ik het steeds meer van moeten hebben. Aan bijvoorbeeld het Confectiecentrum, daar zitten showrooms, daar zitten veel klanten, dan ga ik het gebouw in. Bestellingen komen binnen per telefoon, fax en email en via mijn webshop, die sinds 2004 bestaat. De ziekenhuizen verderop bestellen niet bij mij, dat gaat via grote ketens. Bedrijven, dat is meer dan de helft van de omzet. En dat wordt steeds meer. Sinds de crisis is de winkelomzet naar beneden, maar de bezorgomzet wordt meer. Ik ben een spekkoper, qua omzet vrij stabiel. Maar ik ga niet met alle spullen langs de deuren. Mensen bestellen eerst en dat ga ik dan bezorgen. Ik ben geen rijdende winkel’. Een moderne variant van de melkwijk van zijn vader.