Oorspronkelijk heette de zaak Olgers, sinds ruim veertig jaar Veenhof. Naamgever Ben Veenhof komt nog weleens langs. Was het eerst één winkel, nu zijn het drie winkelpanden naast elkaar. Elf jaar geleden namen Ron Menning (1962) en Ton Burger (1958) als compagnons de zaak over.
Ron Menning: ‘Wat in de buurt goed loopt, dat zijn sleutels. Sleutels maken, sleutels kopiëren. Er is gezinsuitbreiding, de kinderen worden ouder: setje sleutels erbij. Of de oudere generatie, die er eentje kwijt raakt. En hang- en sluitwerk, voor de woningbeveiliging. Geen elektronische beveiliging, maar bijzetsloten, raambeveiliging, kettingen. Dan doen we ook voor mensen aan huis. Dan komen wij het ter plekke monteren. Men weet dat omdat het op het raam staat: “Ook voor kleine klussen aan huis”’. Als personeel heeft Veenhof drie klusjesmannen buiten de deur en meestal staan er drie man in de winkel.
‘Maar het moet binnen de perken blijven, met het materiaal te maken hebben. Geen muren wegbreken of puinafvoeren. Wel het kleine sanitairwerk, een kraantje vervangen’.
Stephen Dudart (1979) werkt sinds vijf jaar in de winkel: ‘Veenhof is een echte buurtwinkel, het heeft een uitgebreider assortiment dan de geijkte ijzerwarenwinkel. We zijn service gericht, bieden kant en klare oplossingen. Wij van het personeel lopen altijd mee naar de schappen. Dat wordt ons aangeleerd. Het moet. Het gaat om het meedenken met de klant. Dat doen wij meer dan bij een bouwmarkt. Hier worden vragen beantwoord hoe een klusje gedaan moet worden en met welk gereedschap. Dat verkopen wij er dan bij. De klanten komen terug: het is gelukt hoor! Zo ontstaat een band’.
Veenhof is een buurtwinkel, maar de zaak is ook elders bekend. Klanten zijn ook de verzorgende instellingen, de bejaardentehuizen en bijvoorbeeld de proefdierenafdeling van het Anthonie van Leeuwenhoek ziekenhuis. Menning: ‘En vroeger deden we veel aan draaibanken. Metaal of hout. Die handel is niet meer wat het geweest is. Particulieren hadden thuis in de hobbykamer een draaibank, voor modelbouw. Er waren modelbouwclubs. Maar die mensen worden ouder . . . Ze kwamen zelfs vanuit Amsterdam Noord. Die club bouwde allemaal locomotieven, schaalmodellen, flink groot werk, treintjes waar je als volwassene op kan zitten. Maar dat is uitgestorven’.
Stephen Dudart : ‘De samenstelling van de bevolking in Slotervaart verandert. Er zijn minder trouwe klanten. Mensen lopen gauwer ergens anders heen. Er er zijn nu veel meer allochtone mensen. Die komen ook wel in de winkel. Maar ze zijn niet van die trouwe klanten als vroeger. En ze zijn zuiniger. Ze kopen niet een extra schroefje erbij. Altijd het afgemeten aantal, niet twee extra erbij voor als iets kwijt raakt. Dat merk je’. Mening: ‘Vroeger zou een klant nooit naar een concurrent gaan. Dat is over. Als ze het ergens anders of op internet zien, dan kopen ze het daar.’
Stephen Dudart over de afgelopen periode: ‘Je ziet de klanten ouder worden, vergrijzen. Bij overlijden brengen klanten het in de winkel ter sprake of stuurt men een enkele keer een rouwkaartje. Maar geen geboortekaartjes. Dat hoor je van klanten, als je bij ze aan huis komt. Krijg je te horen: “er is weer een kleine onderweg”. Of we komen kijken. Dan neem je wat mee. Een bloemetje of zoiets. Dat is gezellig, een praatje. Bij een vaste klant’. Menning: ‘Als Veenhof zou weg vallen moeten de mensen die hier wonen naar de De Vlugtlaan, of naar Osdorp, of de Aalsmeerweg. Of nog verder’.
Anekdotes? ‘Ach, we maken zoveel mee . . . Na zoveel jaar verbaas je je eigenlijk over niks meer. Gewoon, de Amsterdamse humor. Staat er een oude man in de winkel en loopt er een beetje een knappe dame weg. Zegt die vent van . . . . Nou ja, je snapt hem wel. Soms is het wel een beetje grof. Net zo stevig als het materieel hier’.