Tiny Roos heeft lange tijd in de buurt van de Bilderdijkstraat gewoond, waar haar ouders vanaf 1918 een winkel hadden. Op nummer 201 bevond zich op de begane grond een parfumwinkel en op de eerste etage een kapperszaak, waar haar vader de mannen uit de buurt knipte en scheerde. Later is de winkel naar een andere plek op de Bilderdijkstraat verhuisd, waar de kapperszaak en de parfumwinkel zich wel naast elkaar bevonden.
Tiny vertelt: “De hele buurt kwam in de parfumeriezaak en bij mijn vader om geknipt en geschoren te worden. De buurt zat vol met winkeliers. Ik moest altijd groenteman Neijman en slager Dolman roepen om 10 uur ’s avonds, zo vlak voor het weekend. Na sluitingstijd werden zij dan nog even geschoren door mijn vader. Niet alleen hadden we veel vaste klanten uit de buurt, maar ook klanten die van veel verder kwamen. In die tijd werd veel gebruikt gemaakt van het pofboek. Klanten die niet konden betalen werden in dit boek geschreven. Wanneer ze hun salaris hadden gekregen kwamen ze alsnog betalen.”
“Het was een gezellige buurt met veel winkels. Van mijn vader mochten we absoluut niet naar de Hema of de pas geopende Dirk van Den Broek. Die waren een bedreiging voor alle winkeltjes in de buurt. Zij verkochten allerlei spullen die we ook in de parfumeriezaak verkochten.”
Tiny laat me glunderend van nostalgie verschillende foto’s zien. Onlangs kreeg ze twee foto’s opgestuurd van een kappersinterieur. Ze schrok enorm, wat dat was precies de inrichting die haar vader ook had in zijn kapperszaak. Tiny: “er stond een enorme grote houden kast met een marmeren aanrecht in de zaak. In die kast zaten allemaal kleine laatjes, waar voor de vaste klanten hun eigen scheermessen en andere spullen werden bewaard. Op de aanrecht lagen van die typische spulletjes, zoals de messen waarmee geschoren werd en de knijpflesjes met water waarmee het haar nat werd gemaakt. Ook de stoel kan ik me nog goed herinneren, met een rol papier aan de bovenkant, zodat er voor elke klant een schoon stuk papier op de stoel lag.”
De parfumeriezaak van haar ouders kan ze zich ook nog goed herinneren. Er werden verschillende soorten parfums verkocht. Niet alleen hele dure, maar ook hele goedkope, zodat alle buurtbewoners kwamen. Daarnaast verkochten ze nog veel meer, van poederdozen tot beeldjes en sieraden. Waar Tiny ook goede herinneringen aan had als kind waren de zaterdagen. Vroeger gingen de winkels pas om 8 uur dicht ’s avonds en op zaterdag zelfs om 10 uur. Later werden deze tijden teruggebracht naar 6 uur. Maar op zaterdagavond mocht Tiny met haar zus altijd snoepjes kopen bij de Jamin, omdat de zaterdag altijd zo’n lange dag was.
Daarnaast kan Tiny zich ook nog wat buurtbewoners herinneren.
“De achterkant van de winkel en de huizen kwamen uit op een gesloten binnentuin met allerlei balkons en veranda’s. Het was er altijd een gezellige boel. Een vrouw die iets verderop woonde, een echte Amsterdamse, hing altijd over haar balkon om te kletsen met iedereen. Ik kan me herinneren dat ze een keer in het plat Amsterdams naar mijn vader riep: “Kapper Roos, heeft u nog pietenkammen?” Zo wist de hele buurt dat haar kinderen pieten (luizen) hadden.”
Tiny hielp op jonge leeftijd mee in de zaak, hoewel ze toen liever bij de Bijenkorf wilde werken. Later werd Tiny verkoopster bij kruidenier Versloot in de buurt. Maar met speciale feestdagen of als haar ouders op vakantie gingen, verhuisde ze met haar hele gezin naar de winkel en runde ze de zaak.
Dat haar ouders en Tiny bekend waren in de buurt, ondervindt ze nog steeds. Vele jaren later werkte Tiny als vrijwilliger in een bejaardentehuis en riep iemand naar haar: “Jij bent de dochter van de kapper!” Tiny: “vroeger kende iedereen elkaar, het was een verschrikkelijk leuke tijd.”