Van 1974 tot 1980 was ik directeur van de Professor Casimir LOM-school in Amsterdam Oud-West, in de Marco Polostraat.
Daar maakte ik kennis met Marth de Baat. Er werkten veel mensen op die LOM-school. Leerkrachten, de conciërge, een maatschappelijk werkster, een psychologe een kinderarts, zelfs een psychiater maar er was een verschil. Al die mensen werkten op de Casimirschool maar Marth WAS de Casimirschool.
Al gauw waren Marth en ik goede vrienden. Al na een paar dagen zei ze: "jij komt toch met de trein naar het Centraal. Dan kan ik je wel oppikken want ik kom er langs". Samen bedachten we een plan dat deed denken aan de landing in Normandië. Als ik om 5 over acht uit de trein stapte moest ik met ferme pas het stationsplein oversteken. Tegenover het Victoriahotel kwam Marth dan precies om 9 over acht aanrijden en kon ik zo in ‘t rode Dafje stappen. Soms was de trein – zelfs in die N.S tijd - een paar minuten te laat. Dan sloeg Marth’s motor toevallig af bij het stoplicht. Tot ik op mijn plek stond. Dan deed de Daf ‘t weer.Van het getoeter achter haar trok Marth zich natuurlijk niets aan.
De deuren van de Daf waren altijd open. Op de Binnenkant, waar ze woonde, lag er dan een briefje in; Niets van waarde, doe geen moeite. Toch vond ze s’ morgens wel eens een slapende junk op de achterbank. Die werd er dan snel uitgepraat met het verhaal, dat de kinderen op school haar nodig hadden.
Eerst dacht ik dat ze alleen groepsleerkracht was, toen bleek, dat ze ook de avondschool er bij deed, twee avonden per week en daarna werd me duidelijk, dat haar huis aan de Binnenkant eigenlijk ook bij de school hoorde. Er waren nogal wat leerkrachten die het moeilijk hadden. Die wisten de weg naar de Binnenkant goed te vinden. Wie door privéproblemen niet meer aan koken toe kwam kon op de Binnenkant altijd een smakelijke en voedzame maaltijd krijgen. Het restaurant daar bleef tot laat open. Maar ook als je andere problemen had hielp Mart. Een van de collega’s dronk nogal veel. Buiten schooltijd gelukkig, in het weekend. Hij kon dan zeer agressief worden en vechtpartijen uitlokken. Tot dat hij een keer tegen de verkeerde aan liep. Een jongen uit de onderwereld, die hem beloofde, dat hij hem nog wel eens te grazen zou nemen. Die collega - ik zal geen namen noemen, hij is later in het zakenleven terecht komen - is toen bij Marth op de Binnenkant een paar weken ondergedoken.
Wat onderduiken betreft had Marth trouwens ervaring. Pas in 2015 vertelde ze me dat ze als jonge vrouw betrokken was bij het verzet in de Tweede Wereldoorlog, bij hulp aan onderduikers. Ook was ze koerierster geweest. Zo van, "Marth breng jij die stapel illegale kranten even naar Zwolle o ja, en de verzetsgroep in Wezep heeft die Stengun nodig, breng die ook even langs". En daar ging Marth op haar fiets met houten banden. Een wonder dat het altijd goed is gegaan, want ze viel nogal op. Ze was twee koppen groter dan andere vrouwen van haar generatie. Gelukkig voelde ze op tijd aan, wanneer het fout ging. Zo sliep ze eens in een boerenschuur, onderweg naar weer een opdracht maar ze vertrouwde de boer niet. Midden in de nacht stond ze op en fietste ze verder. Later hoorde ze dat er 's morgens vroeg een inval was geweest van de Grüne Polizei.
Nog tijdens de oorlog werd Marth betrokken bij het werk van Wilhelmina Bladergroen, later professor in de Orthopedagogiek in Groningen. In 1944 had Bladergroen het Psychologisch Pedagogisch Instituut opgericht waar kinderen met leer- en gedragsproblemen onderwijs kregen. Voor die tijd werden die kinderen als moeilijk lerend, als debiel gezien en samen met echt verstandelijk beperkte kinderen op een 'debielenschool' geplaatst. Bladergroen geloofde als een van de eersten in Nederland, dat je niet “debiel” hoefde te zijn om te mislukken op de klassikale lagere school van die tijd. Marth werd door haar als een van de eerste leerkrachten aangetrokken om les te geven op het P.P.I. Bladergroen ontwikkelde de theorie, die Marth in de praktijk mocht uitproberen. De toekomstige professor zat dan ook vaak achter in de klas bij Marth om te observeren wat wel en niet werkte. Geld was er niet dus vaak kreeg Marth een paar kilo aardappelen of een zak suikerbieten als betaling.
Behalve haar werk op het Psychologisch Pedagogisch Instituut van Bladergroen was Marth vlak na de oorlog ook nog betrokken bij De Werkschuit. Een van de eerste plaatsen in het land waar kinderen hun creativiteit en vrije expressie konden ontwikkelen. Ze werkte daar samen met haar goede vriendin Brecht van de Muijzenberg, die ze al in het verzet had leren kennen. Samen probeerden ze de wereld over links te verbeteren. Dat lukte niet echt maar met de Werkschuit zijn Brecht en Mart er wel in geslaagd om creativiteit een grotere plaats in het onderwijs te geven.
Toen in 1955 de Professor Casimirschool werd opgericht als de eerste school voor kinderen met Leer- en Opvoedingsmoeilijkheden in Nederland was Marth daar van het begin af aan bij betrokken. Nu gelukkig wel met een normaal salaris, want de zorg voor haar drie dochters Eva, Adinda en Ruth en voor haar zoon Wouter kwam na de scheiding van de beeldhouwer Jan de Baat op haar neer want Jan had als uitvoerend kunstenaar geen regelmatig inkomen.
In de veertig jaar , dat ik in het onderwijs gewerkt heb, ben ik maar een collega als Marth de Baat tegengekomen. Met zo veel betrokkenheid bij de leerlingen en bij de ouders. Het werk hield voor Marth nooit op. Als de moeder van een van haar leerlingen ziek werd ging Marth natuurlijk regelmatig op bezoek. Ik herinner me dat een van de moeders, die er net als Marth alleen voorstond, terminaal ziek was en dat Marth daar na de avondschool nog tot diep in de nacht op bezoek ging. Toen heb ik wel een paar keer gezegd, Marth draag dat nu over aan de maatschappelijk werkster want dit wordt gewoon te zwaar voor je …
Maar ja, we leefden in de jaren zeventig, dus Marth’s reactie was “Peet, je hebt gelijk maar dit moet ik doen. Zo’n maatschappelijk werkster op bezoek is veel te onpersoonlijk. En de bezoeken tot s ’avonds laat gingen gewoon door.
De feesten op school waren ondenkbaar zonder Marth. In de eerste plaats het Sinterklaasfeest. Volgens traditie kwam de Sint elk jaar met een ander vervoermiddel en het was Marth, die een bakfiets, een tandem of een elektrische marktkar van de Vespucci-markt wist te regelen. Ook de catering was bij haar in goede handen. Altijd waren er moeders, die onder Marth’s leiding zorgden voor salades en lekkere hapjes. Of 't nu Sinterklaas, Kerst of een ander schoolfeest was, Marth stond met haar moeders paraat. Hoe populair ze was bleek tijdens haar afscheidsfeest in 1982, dat door collega’s en oud-collega’s werd georganiseerd. Het gymlokaal van de Casimir was afgeladen vol met alle collega’s sinds 1944, - voor zover nog in leven - en met generaties leerlingen en hun ouders. Voor het eerst met hapjes en salades voor Marth maar niet door Marth ...
Marth werd in 1982, op zestigjarige leeftijd, afgekeurd voor het onderwijs vanwege een hartziekte, maar gelukkig heeft ze nog vele gelukkige jaren gehad met haar kinderen, Eva, Adinda, Ruth en Wouter, hun partners en kleinkinderen. Eerst nog in haar oude huis aan de Binnenkant en later in haar benedenhuis op de Jozef Israelskade. Ze overleed in 2016 op vierennegentig jarige leeftijd.
Over professor Wilhelmina Bladergroen is in bibliotheken en op internet heel wat te vinden. Vorig jaar is er ook een biografie over haar verschenen. Er zijn ook veel Wilhelmina Bladergroen scholen opgericht van Haaren tot Valkenburg. Maar over de werkers in de praktijk , die haar ideeën uitprobeerden, de echte bouwers van het LOM-onderwijs, vind je weinig terug. Mensen zoals Marth schreven geen artikelen en boeken. Daar hadden ze het veel te druk voor want elke dag weer zaten daar die kinderen, die afhankelijk waren van goed, individueel gericht onderwijs.
Er is dus geen Marth de Baat-van der Veenschool voor Speciaal Onderwijs in Amsterdam West of ergens anders in Nederland maar voor mij en voor al die leerlingen was Marth de Baat een van de 'uitvinders' van het onderwijs aan kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden. Die term, leer- en opvoedingsmoeilijkheden is trouwens achterhaald. We spreken nu liever van kwetsbare kinderen, die extra ondersteuning nodig hebben. De LOM-school heet nu school voor speciaal basisonderwijs.
Namens al die kinderen en namens al die collega’s, die niet alleen smulden van je hapjes op al die feesten maar ook heel veel van je geleerd hebben zeg ik "Marth bedankt". Er is dan wel geen school naar je genoemd maar nu heb je toch je eigen digitale monumentje op het Geheugen van West!
Peter Kropveld
Peterkropveld@gmail.com