‘Als 14-jarige al ben ik met het Leger des Heils in aanraking gekomen. Gewoon door af en toe eens naar De Toorts op de Nieuwe Achtergracht te gaan. Er waren toen nog openluchtbijeenkomsten van wel 45 minuten op het Ferdinand Bolplein.’
Hij verhuisde in 1960 naar de Colijnstraat in Geuzenveld. ‘Een mooie tijd, een galerijflat tegenover de toenmalige Sionskerk (De ‘Duikboot’), waar we elkaar als buren allemaal kenden en de kinderen de trap naar de kerk als speelplaats gebruikten.’ Met zijn ogen dicht telt hij af: ‘de eerste woning de familie Verweij, de tweede een alleenstaand Indisch vrouwtje, de derde Van Groningen en wij de vierde, vlakbij de ‘droogzolder’. Grinnikend kijkt hij me aan. Ik moet een reactie schuldig blijven. ‘Droogzolders waren grote centraal gelegen ruimtes tussen de woningen waar iedereen zijn was kon ophangen’, legt hij uit. ‘Het verkeer groeide op den duur alleen zodanig dat de was er smeriger afkwam dan dat je het had opgehangen.’
Over de historie van het Leger in Nieuw West vertelt hij enthousiast verder: ‘We hadden niet meer dan een houten keet aan het eind van de Descartesstraat, en (nog) maar ca. 10 mensen. Kortom, genoeg geld, maar geen mensen en we deden alles zelf. Van het op tijd aansteken van zo’n grote zwarte schoolkachel, tot schilderen en schoonmaken.’
Het Leger aan het Haarlemmerplein had geen geld en wel mensen, dus zijn we na de landelijke actie ‘Doe wat terug’ (een soort ‘Open Het Dorp’ voor het Leger des Heils) gefuseerd met het Haarlemmerplein en in De Kandelaar terechtgekomen.
‘O ja’, weet hij nog, ‘voor die landelijke actie werd ook een grammofoonplaat gemaakt met op de hoes een zogenaamde ‘kaphoed’ van stro.’
‘Vanuit het Leger heb ik ook nog zitting gehad in het Wijkopbouworgaan van Slotermeer,’ vertelt hij tot slot. ‘Eerst als secretaris samen met voorzitter Joost de Moor en na diens vertrek zelf als voorzitter.’ Hij heeft vooral veel getracht te doen voor de werkgroep ‘4/5 mei’ en zo veel mogelijk de mensen zelf met ideeën laten komen. ’Dat waren ze niet zo gewend, maar het heeft toch o.a. subsidie opgeleverd voor muziek door het Leger bij het carillon op Plein 40-45. Maar ja, de leeftijd vordert en na mijn verhuizing naar Zwanenburg ben ik mijn betrokkenheid bij het Leger langzaam gaan afbouwen, maar zo lang het nog kan blijf ik zingen.’