Onze fietsen bijvoorbeeld moesten worden gestald in een kelder. Maar om de kelder met de fiets binnen te komen was er een gootje gemaakt langs de trap. Edoch … dit gootje zat áchter de toegangsdeur, erg moeilijk dus, zo niet onmogelijk om die te bereiken met je rijwiel. De architect die het Politiebureau had ontworpen was dus helemaal niet op de hoogte van het Politieleven.
Koffie?
Als nooduitgang voor de kamers op de eerste etage was aan het einde van de gang een ijzeren trap aangebracht zoals je ze ziet in duikboten, dus met een luik, waardoor je naar beneden moest komen. Men was echter vergeten dat op de kamers op de eerste etage vaak wat oudere collega’s werkten, die wat stijver waren en ook wat meer gevulder rond de heupen. Gelukkig is er bij mijn weten nooit als vluchtweg gebruik van gemaakt en gelukkig maar. De wachtkamer, waar de agenten hun rust moesten doorbrengen was niet voorzien van iets waar koffie gezet kon worden (één van de eerste levensbehoeften van een diender).
Brood met arrestant
Ervóór was een ruimte voor het personeel ingericht welke als droogkamer was bedoeld voor natte kleding. Hier was dan wel een koffiezetapparaat geplaatst maar er was geen ruimte over om te zitten en je brood op te eten, daarvoor moest je weer naar de wachtkamer. Ook was er geen plaats om arrestanten die even moesten wachten, tijdelijk onder te brengen, ze moesten in de wachtkamer plaats nemen op een bank tegen de muur. Deze arrestanten, soms dronken, soms agressief, vaak beide, zaten dus over je schouder mee te kijken wat je op je boterhammetje had.
Gelukkig werden er later een paar hokjes met glazen deuren (van draadglas) gemaakt.
Kaarten
En nog weer later werd er een koffiebar in de wachtkamer gemaakt met een heuse koffiemachine, een hele vooruitgang dus.
Overigens was het meestal wel gezellig in de wachtkamers bij de Politie. Toen ik aan het bureau Raampoort (Marnixstraat 148) begon, was het eerst wat mijn oudere collega’s vroegen, ”Kun je kaarten?”. Ik werd haast geprest (sic) om te leren kaarten. Want ze hadden vaak een vierde man nodig bij bv. Klaverjassen, kraken en dan natuurlijk pandoeren,…. Ja, ik had “het spelletje” al snel onder de knie. Ook aan de Lodewijk werd driftig gekaart. Dit ging altijd om heel kleine geldbedragen. Ons salaris liet niet toe dat er zwaar werd gegokt. Als voorbeeld moge dienen dat mijn eerste maandsalaris (gehuwd, met 2 kinderen) een bedrag was van 298 gulden. Het tweede jaar was dat verhoogd tot 310 gulden. Geen vetpot dus die eerste jaren.
Bijbaantjes
Geen wonder dat er door diverse dienders een bijbaantje werd gezocht en gevonden. Zo heb ik diverse kamers behangen in Amsterdam. Dit, aanvankelijk als hulp van een professionele behanger. Later als “zelfstandig” behanger. Verschillende collega’s gaven autorijles bij een rijschool. Dit heb ik ook en paar jaar gedaan. Dan gaf ik rijles op mijn doordeweekse vrije dagen rijles bij rijschool Compier overigens allemaal volledig legaal. Later werd de salariering wel wat beter, nadat we door minister Toxopeus , destijds minister van Binnenlandese zaken en 50 gulden per maand bij kregen. Maar het pandoeren heb ik nog steeds niet verleerd. Vaak kaart ik op dinsdagmiddag op de “soos” van gepensioneerde politiemensen nog een potje met o.a. Gerrit Rootselaar een van de oudgedienden van de Lodewijk.
Terug naar de Lodewijk en zijn architectuur dus ...
Lees hier het vervolg van deel 2
Gepubliceerd: 28 mei 2008
Lees ook - Herinneringen van een 'oudgediende' Diender, deel 1 en - Herinneringen van een 'oudgediende' Diender, deel 3.