Stadskorenmolen op een bolwerk
Korenmolen De Bloem stond van 1768 tot 1878 op bolwerk Rijkeroord (Reijckeroordt) aan het einde van de Bloemgracht. Dit was een van de bolwerken van de Buitensingelgracht en heet nu het Tweede Marnixplantsoen. Een gevelsteen aan de Marnixstraat 285 herinnert nog aan de molen die daar tegenover stond. De molen is daarop nog afgebeeld als standmolen uit 1610. Dit is de voorganger van de stadswalmolen uit 1768.
Molen De Bloem komt waarschijnlijk aan zijn naam door de plaats waar deze stond, namelijk het einde van de Bloemgracht. Op bolwerk Rijkeroord bij De Bloem werd in 1866 het Westerkerkhof aangelegd. In 1877 werd door Burgemeester en Wethouders besloten dat de Bloem moest worden afgebroken vanwege het doortrekken van de Marnixstraat en –kade.
De molen is gespaard gebleven doordat deze door de toenmalige eigenaar, de familie Pouwels, voor 18000 gulden is verkocht aan de Westerkerk. De familie Pouwels kocht de molen voor 1700 gulden terug en verplaatste de molen naar z’n huidige plaats aan de Haarlemmerweg. Indertijd was dat grondgebied van het dorp Sloten en heette het gebied ‘Landlust’.
Molenaars vanaf 1930
Vanaf 1930 heeft de familie Schuurman de molen, die nu eigendom is van de gemeente Amsterdam, in beheer en doen zij al het onderhoud eraan.
Henk Schuurman: "Eerst heeft mijn grootvader de molen gehuurd en vanaf 1938 mijn vader. De molen was in die tijd nog gebruik om graan en hooi te malen."
Maar vanaf 1960 stopte het werk en organiseerde mijn vader in samenwerking met het VVV rondritten en konden toeristen de molen bezichtigen. In de jaren 70 hield ook dat werk op en nu is de molen alleen op de 2e zaterdag in mei op “Nationale Molendag” te bezichtigen. Vanaf 1967 heb ik een specerijenhandel in bakkerij- en slagerij benodigdheden in de molen gehad tot 1998.
Groepen kunnen de molen bezoeken als ze daarvoor een afspraak maken. Dagelijks komen er wel toeristen langs om de molen te fotograferen en uit nieuwsgierig naar dit unieke stukje Amsterdamse Historie."
Opleiding
Henk Schuurman: “Mijn vader was een man van de praktijk en wist alles door eigen ervaring en kon ook de weersomstandigheden voorspellen, die heel belangrijk zijn voor het vak. Maar niet alles was zo mooi als het lijkt want op z’n vijftigste was hij al oud, door het tillen van zware zakken graan van 80 kilogram per stuk.
In 1970 is er een molenaarsopleiding gekomen, want het vak was aan het uitsterven. Er is een gilde ‘vrijwillig molenaar’ opgericht en er zijn veel boeken door vakmensen geschreven. Zelf heb ik door te lezen veel opgestoken. De molen moet ongeveer een maal per week draaien om goed te blijven functioneren. Mijn zoon en dochter hebben een ander vak gekozen, maar willen te zijner tijd de molen huren omdat dit uniek is en zullen zo de familietraditie voortzetten”.
Gepubliceerd: 18 juli 2008
Lees ook De draaiende Bloem