Er werd samen gewoond, gekookt, gefeest en vooral veel gestudeerd. De zusterflat is niet meer. Oud-bewoonster en thans veiligheidsfunctionaris (bij hetzelfde ziekenhuis) Heleen Vermeulen vertelt over het wonen van toen; tweedejaars leerling-verpleegkundige Katja Botman over nu.
Ik moest koken
De oude knuffelbeer en het aquarium met vissen gingen mee naar haar kamer in de zusterflat. Heleen Vermeulen (45) kwam er als 18-jarige vanuit Hilversum te wonen. Nu kijkt ze uit op de puinhopen na de sloop van haar toenmalige huis. “Intern was voor mij een goede oplossing. Ik was een verwend jongste vijfde kind met een grote drang om zelfstandig te zijn, maar ik kwam uit een heel veilig nest. Intern was een veilige vorm van op kamers wonen. Er zat zelfs een gastvrouw in het gebouw. Alleen mijn eetgewoonten heb ik direct moeten aanpassen. Biologisch eten, daar lachten mijn medestudenten om. En koken moest ik, terwijl ik dat helemaal niet kon.”
Over honderdduizend jaar
Hunkerbunker was de bijnaam van de zusterflat. Waarschijnlijk omdat het begon als een flat met alleen vrouwelijke (hunkerende?) studenten. Vermeulen kwam in de gemengde tijd, toen ook de (mannelijke) co- en arts-assistenten en de laboranten er woonden. “Ik heb er mijn man leren kennen.” De flat telde 138 kamers en huisvestte naast de verpleegkundigen in opleiding onder andere ook de afdeling techniek en boekhouding. Het gebouw staat sinds 2004 leeg; eind maart dit jaar ging de sloop van start. Een blik op de puinhopen slaat bij Vermeulen niet om in weemoed. “Het is logisch, dat gebouw was zo verouderd.” Af en toe mijmert ze: wat zouden archeologen over honderdduizend jaar er vinden in de grond?
Stappen
“Niks voor mij, hoor,” reageert Katja Botman (25) op de verhalen van haar oudere ziekenhuiscollega. Botman woont samen met twee medestudenten in een ‘gewoon huis’, wel speciaal bestemd voor leerlingen van het Sint Lucas Andreas Ziekenhuis. Lachend: “Twee huisgenoten is voor mij wel genoeg.” Alleen is maar alleen, vindt Vermeulen. “Het was heel gezellig, hoor, in onze flat. Je had wel een eigen kamer maar ook een gezamenlijke huiskamer en keuken. Er was altijd iemand om mee te praten.” De woonsituatie mag in een generatie veranderd zijn, de avonden worden hetzelfde ingevuld: stappen. Ook als je de volgende dag vroeg op moet. Vermeulen: “Als je jong bent, kun je dat nog.” In de jaren tachtig waren de populaire plekken Tijl Uilenspiegel, Richter en Odeon. Botman gaat naar de Ark of naar Studio 80. Vermeulen zucht. “Er is veel veranderd in twintig jaar!”
Niet zo ambitieus
Maar er is nog een overeenkomst: beiden komen van buiten de stad. Botman komt uit Middelburg; Vermeulen uit ’t Gooi, waar ze nog steeds woont. Vermeulen: “Die reistijd heb ik er graag voor over. In dit ziekenhuis hebben we een prettige mix aan patiënten. Er heerst ook weinig hiërarchie. En die Amsterdammers, hè.” Botman knikt: “De mensen zijn hier heel gebekt.” Later, heel veel later wil de leerling-verpleegkundige een particulier verzorgingshuis beginnen. Aan zee, bij Domburg bijvoorbeeld. Vermeulen: “Ik was toentertijd niet zo ambitieus. Eigenlijk heel traditioneel. Ik wilde een huis, een gezin, kinderen, een hond en openslaande deuren naar de tuin.” Ze glimlacht tevreden. Ze heeft het allemaal bereikt.
Op eigen benen
Het was een ontdekkende tijd, zegt Vermeulen. Ook een moeilijke tijd voor het 18-jarige meisje dat van de thee en koekjes thuis naar de grote stad kwam en in haar opleiding geconfronteerd werd met nare dingen en grote verantwoordelijkheden. Fijn was het dan ook dat er altijd mensen in de zusterflat waren om mee te praten. Maar toch ook begrijpelijk dat de flat er niet meer is. “Het is niet van deze tijd. Ik zie studenten nu echt niet meer op een tweepitsstel hun potje koken. Laat staan ergens wonen zonder internetverbinding en op een kamer van twaalf vierkante meters.” Twee jaar woonde ze er. “Dat was genoeg. Als ouderejaars wil je wat minder feesten. Je ontgroeit het. Je kamer met wastafel, kast en bed wordt wel erg klein, de roddels erg groot. Dan is het tijd om op eigen benen te gaan staan.” Ja, ze kan nu koken. Geleerd na de studietijd, toen ze niet meer kon teren op de kookkunsten van haar kamergenoten. Jongere collega Botman is gerustgesteld. Dat komt straks allemaal goed.