De oude ambachtschool roept nog steeds herinneringen bij mij op. De ingang links was de hoofdingang en rechts was de ingang tot de fietsenstalling van de school. Als je binnenkwam stond je in een monumentale entree met recht voor je een enorm open trappenhuis. Bij elk heel uur krioelde het van de leerlingen die naar een ander lokaal liepen voor een ander vak. Op de begane grond bevond zich de machinale werkplaats van de timmerlieden. Daar stonden voor die tijd de meest moderne machines. Dat bleek toen ik bij mijn eerste werkgever kwam (1957), daar leek het wel een museum zo oud waren zijn machines. Toen werd ik terug geworpen in de 19e eeuw! Het was dus een moderne school met een vooruitstrevende directeur, de hr. B.J. Smit. Ook schrijver van diverse bouwkundige boeken. Smit doceerde ook lijntekenen op de school.
In de machinehal stonden zaag, schaaf en boormachines. Tevens een grote lintzaag. Een lintzaag is de gevaarlijkste machine die ik ken. Als je daarbij even de beveiliging vergeet, vreet het kreng zich zo in je arm vast! Ook stond daar op een overzichtelijke plaats een lange houten bank. Niet met normale zithoogte, nee, je moest er op klimmen. Je zat daar dan met een man of acht op een bank welke ongeveer 50 cm hoger was dan normaal. Onze leraar kon ons op deze manier goed in de gaten houden. Want niet iedereen mocht zomaar tussen de machines doorloopt. Veel te gevaarlijk! Als je niet aan de beurt was moest je op de bank zitten. Op zich geniaal bedacht en het werkte ook.
Op de eerste verdieping bevonden zich de praktijklokalen. In de praktijk maakten we deuren, ramen, kozijnen en halve dakconstructies met kilgoten. We gebruikten uitdrukkingen als: open pen en gatverbinding met verstekborst. Of: raampje met kruisroeden en schuine borsten. Het laatste is een van de moeilijkste dingen om met de hand te maken. Deze dingen worden nu alleen nog in de restauratie gebezigd. Bij het vak bouwmaterialen moest je houtsoorten, kevers en boktorren uit je hoofd leren. Deze laatsten behoorden tot de houtvernielers. Op de eerste verdieping huisde ook het schilders en stucadoorslokaal.
Op de tweede verdieping waren de lokalen voor meetkunde en algebra. Tegenwoordig wiskunde genoemd. Daar zaten meester Hoek, die ogen van voren en achteren bezat. Ook meester Stoter zat daar. Hij gaf bouwkundig tekenles. Als je even met een kleine inzinking boven je tekening in slaap was gevallen, trok hij je wel even aan je oren omhoog. Wat behoorlijk pijn deed. We hebben wel eens op het punt gestaan om hem om die reden bij de politie aan te geven. Maar hij had van nature een guitige lach en dat heeft hem gered van eenzame opsluiting.
Gepubliceerd: 30 september 2009