Onze-lieve-heersbeestjes hadden onze voorkeur, want die bleven zo leuk op je hand zitten. Als ze weer opvlogen had je altijd een bruinig plekje op je hand. Het barstte bij ons ook van de muggen. Dat kwam door de sloot. De sloot was een bron van misterieuze beestjes en we zaten heel vaak met stokjes en schepnetjes te poeren om stekelbaarsjes te vangen. Allerlei mooie beestjes kropen ook in de modder en we groeven diepe kuiltjes langs de slootkant om al dat moois te bewonderen. Op het veld groeiden ook minder leuke planten en dat waren de brandnetels en de klittenplanten. We hielden af en toe van die klittengooigevechten en dan had je van die paarse stekelklitten in je haar. Het was een heel werk om die eruit te krijgen. De brandnetels lieten ook hun sporen na op je benen en je armen en de enige remedie was krabben en azijn er op smeren.
Er waren niet zoveel mensen die een hond hadden maar degenen met een huisdier waren ook bij elk kind bekend. De honden waren vaak van die kleine felle blaffertjes en er waren heel wat kinderen bang voor de verwoestende blikken van de kleine viervoetertjes. Ik herinner mij nog heel goed hondje Dumpie die een half jaar dik was en na geschoren te zijn een heel eng dun vellerig hondje was. In de volgende straat woonde de fam. Poppe en die hadden in de keuken een hok en daarin zaten ondefinieerbare pluizenbollen en dat bleken caviaas te zijn. (niets aan ) Er waren wel aardig wat gezinnen die een kanariepiet in een kooitje hadden.
Ik weet nog dat er om de hoek een familie woonde die een papagaai hadden. Mijn moeder vond dat gekrijs van dat beest helemaal niet leuk en ze wilde ook echt geen hond of kat in huis hebben.
Op de Wigbolt kregen we twee schildpadden. Ze zaten in een aquarium en mochten af en toe los op tafel lopen. Wij dachten dat het geweldig zou zijn maar de schildpadden waren helemaal niet lief en als ze de kans kregen namen ze een hap uit je vinger. Een schildpad was na korte tijd overleden en die andere werd altijd in de gootsteen door mijn vader gewassen. Mijn vader (superpiet) was de enige die niet bang was voor de chagerijnige schildpad. Op een keer liep mijn moeder op straat en schoot een jongen aan en vroeg of hij een schildpad wilde hebben. De jongen had er wel oren naar en mijn moeder heeft als een haas het aquarium met "chagerijn de eerste" opgehaald en gauw aan de jongen overhandigd. Zo dat was opgelost.
(Hier komt de link naar Beestenboel deel 2.)
Gepubliceerd: 19 april 2009