Herinneringen uit de Staatsliedenbuurt van 1942-1960
(Deel 3 van een serie verhalen)
Van der Hoopstraat voor 1960 (3)
Tussen Pasen en Pinksteren begon het strandseizoen. Mijn vader regelde dan een vrachtauto bij de firma Zuidam uit IJmuiden om het strandhuisje bij ons in de straat op te halen. Wij hadden dan ’s morgens vroeg alle onderdelen voor de deur in de Van der Hoopstraat al klaargezet. Het kon zo opgeladen worden. Natuurlijk gingen wij, de jongens, mee in de vrachtauto. De anderen gingen ons achterna in de eigen wagen, als die het deed tenminste! Anders gingen ze ook in de vrachtauto. Bij het strand aangekomen, ging het op ijzeren rijplaten naar de plaats van bestemming. Dat was altijd bijna helemaal achteraan de rij huisjes, voorbij paviljoen Gouda. Je had de eerste rij, waar wij meestal stonden, en daarachter had je nog een tweede rij huisjes bijna tegen het duin. Boodschappen moest mijn moeder op de pier in de verschillende winkeltjes doen of in IJmuiden. Maar meestal namen we de boodschappen mee uit Amsterdam. En zeker de aardappelen.
In de jaren vijftig had mijn vader ook verschillende auto’s. Hij begon met een tweede hands Opeltje. Maar daar is verschrikkelijk veel aan gesleuteld. Op het laatst liepen wij, ikzelf, mijn broer en zusjes, meer achter de auto te duwen dan dat we er mee reden? Dus dat sleutelen had ook niet veel geholpen. Toen kocht mijn vader een brede zwarte Citroën met de reserveband achterop onder het raampje. Ook deze wagen mankeerde van alles en nog wat. Avond aan avond was mijn vader soms met een monteur aan die Citroën bezig. En dat alleen opdat we zondags met de auto naar de kerk konden! Van mij had het allemaal niet gehoeven, ik ging net zo lief lopen of fietsen. Pa heeft nog verschillende auto’s gehad maar er mankeerde altijd wel wat aan. Wat dat betreft had hij geen geluk. Mazzel had hij wel dat er toen nog geen regering was die alle automobilisten aan een melkmachine ging aangesluiten!
Op straat werd veel gespeeld. Dat kon toen nog, want er was haast geen verkeer. Je moest alleen uitkijken voor lijn 10. Af en toe liep er wel eens iemand tegen de rijdende tram of een hond of kat kwam onder het wagenstel. Er verzamelde zich dan een menigte mensen rond het ongeval. Dan was er reuring in de buurt waar nog dagen over gesproken werd. We deden dieffie met verlos of schuilhokkie, bok-bok-berrie of boksprong, landje veroveren, bussietrap, handstand, stand in de wand, lummelen, tollen, pinkelen, hoepelen, touwspringen, krijten, knikkeren, hoelahoep, diabolo, hinkelen, rolschaatsen, steltlopen, klepperen. Dan had je in de winter natuurlijk het schaatsen, en als het dooide schotsie springen. In alle jaargetijden werd er fikkie gestookt. En dan vooral op hartjesdag 28 augustus. Dan had je nog luilak op de zaterdag voor Pinksteren. Koninginnedag op 30 april. Oud en nieuw. Hou maar op, ik kom tijd tekort.
(Redactie: Jan Wiebenga is nog lang niet uitverteld. Over een poosje volgt deel 4)
Gepubliceerd: 27 februari 2007
Link naar de rubriek met meer verhalen van Jan Wiebenga: Staatsliedenbuurt.
4107 keer bekeken