In deze clubhuizen stonden dan een soort tribunes met houten banken. Als de film spannend was stond iedereen boven op die banken te schreeuwen en te joelen. Normaal zitten was er niet bij. Later gingen we naar de echte bioskopen aan de Haarlemmerdijk zoals Hollandia en Apollo. Hier stonden wel luxe stoelen met een zachte zitting. Daar mocht je niet op gaan staan want dan werd je eruit gegooid. Maar het kabaal bij een spannende film bleef hetzelfde. Hollandia had ook een achteruitgang die uitkwam in de Vinkenstraat. De entree bedroeg een dubbeltje tot een kwartje in de clubgebouwen en in de bioskopen 25 tot 50 cent. De films waren meestal cowboyfilms en ook wel lachfilms. Ik noem Roy Rogers op zijn witte paard, Rin Tin Tin de hond, dat waren de spannende films. Charlie Chaplin, de dikke en de dunne, te weten Olivier Hardy en Stan Laurel, en Norman Wisdom waren de lachfilms. Er waren nog veel meer films maar ik ben de namen vergeten.
Wij woonden in het laatste stukje van der Hoopstraat bij de van Hallstraat. Met een lus ging lijn 10 vanuit de van der Hoopstraat, rakelings langs de winkel van Blees, de bocht om de Groen van Prinstererstraat in, weer de bocht om de Johan Melchior Kemperstraat in en dan de bocht van de van Hallstraat in. In de bochten klonk meestal een doordringend piepend geluid. Daar in de van Hallstraat bevond zich het eindpunt. Er stond daar ook een houten huisje op de brede stoep waar de conducteurs hun broodje aten en koffie dronken. De passagiers konden hier ook overdekt wachten tot de tram piepend de bocht omkwam. Als je ’s avonds in bed lag hoorde je de laatste trams altijd. Die vertrouwde geluiden vergeet je nooit. Ook niet het geluid van de zuurman, de haringman, de ijsman, de voddenman, en niet te vergeten de ratel van de vuilnisman. Voor de vuilnisman uit liep een ratelaar die met een ratel de bewoners waarschuwde dat de vuilnisman er aan kwam. Dus kon ieder zijn vuilnisbak op tijd buiten zetten. De voddenman reed met een bakfiets en riep ‘voddeééé en lompeééé alles van boven je klompeééé.’ De ijsman had een herkenbare bel aan zijn kar hangen die iedereen herkende als hij pingelde. De zuur- en/of haringman riep altijd iets onverstaanbaars. Zoiets als ‘zure-bomme-uit-het-vat-en-haring-met-een-uitjeééé.’ Ook reed er geregeld een ‘hondenslager’ door de straat met een bakfiets. Op deze bakfiets lag dan de verse waar voor de hond. Ik kwam nooit dicht in de buurt van de ‘verse waar’ want deze was op een behoorlijke afstand te ruiken. Trouwens dat hoefde ook niet want wij hadden geen huisdieren. Tenminste geen hond of kat maar wel vlooien en (hoofd)luizen. Dat wij ze hadden was niets bijzonders, iedereen had er last van. De vlooien hebben we tenslotte onder bedwang weten te krijgen maar luizen zijn bijna niet uit te roeien. Die moet je door grotere dieren op laten eten! Dat geeft volgens mij een goed resultaat.
Gepubliceerd: 31 juli 2007
Link naar de rubriek met de andere verhalen van Jan Wiebenga over de Van der Hoopstraat en de buurt: Staatsliedenbuurt. Deel 5 is in voorbereiding.