Schuld
“Jan, ga jij even naar Blees en haal een paar gasmuntjes en een lichtpenning, en neem meteen een half pond suiker mee.” Met deze boodschap in mijn hoofd toog ik schuin naar de overkant van de straat. Op de hoek zat kruidenier Blees. De heer en mevrouw Blees waren best aardig. Ze moesten wel, want de klant was hun brood. In de kleine winkel herhaalde ik de opdracht van mijn moeder. De muntjes en de penning moesten betaald worden maar de suiker moest ik op laten schrijven bij de andere boodschappen. Er hing al een pofbriefje van ons aan de wand. Aan de wand achter de toonbank hingen vele briefjes. De onze hing er ook tussen maar ik kon niet zo gauw aanwijzen waar precies. Ik noemde de naam en wees ongeveer waar het briefje zich moest bevinden. Blees ging op zijn tenen staan en las de namen op de briefjes. “Ik heb ‘m, zei hij. Er staat met de suiker nu vier gulden op, geef maar door aan je moeder.” “Ik zal ’t zeggen,” zei ik timide, en liep de winkel uit. Er kwam toch een zeker schaamtegevoel op bij mij en vooral als er nog meer klanten stonden. Dat was natuurlijk nergens voor nodig want iedereen pofte daar, maar toch. Blees kende zijn pappenheimers als de beste. Als het bedrag op het pofbriefje de vijf gulden naderde verhief hij zijn stem enigzins en benadrukte nog eens het bedrag wat wij hem schuldig waren. In mijn herinnering was het op zo’n moment altijd doodstil in de winkel en keek iedereen naar de grond? Misschien viel het wel mee, maar als ik er aan denk bekruipt mij nog steeds dat gevoel van schuld.
Boete
Of de schuld torenhoog was opgelopen of oninbaar was, ik weet het niet, maar op een zeker moment waren wij voor hem aan het werk! In een soort grote letterbak met gelijke vakjes moesten plaatjes met verschillende voetballers gelegd worden. Dus elk vakje kreeg bijvoorbeeld 6 plaatjes met voetballers die toen bekend waren. De plaatjes moesten ook in een papieren zakje gedaan worden, en dat duizend keer. Of de plaatjes los verkocht of bij een artikel (kauwgom?) kado gedaan werden weet ik niet meer. Dat alles gebeurde thuis in de huiskamer. Lekker gezellig met z’n allen! Op een stoel stond de letterbak en de tafel lag vol met pakken plaatjes. Maar toen we dat zes weken gedaan hadden was het hele gezin het spuugzat. Blees betaalde natuurlijk wel iets voor dat werk. Het is als vakkenvullen bij een supermarkt, al gauw kijk je uit naar iets anders!
Duisternis
Om nog even terug te komen op de lichtpenningen. Mijn ouders gooiden niet altijd, als het licht uitging, een nieuwe penning in de meter. Soms was er geen penning of gulden voorhanden en was het weer eens pikdonker. Mijn vader pakte dan een mes met houten handvat en toog met een brandende kaars naar de meterkast. Aldaar stak hij het mes in de meter en het licht brandde weer? Waarschijnlijk draaide hij eerst de zekering eruit. Hij maakte dus door middel van dat mes weer contact en de stroom kon weer lopen? Maar daar moest je wel heel voorzichtig mee zijn want dat was natuurlijk levensgevaarlijk. Ook werd er wel een gulden ingegooid. Gevolg was wel dat als de meteropnemer kwam, je moest bijbetalen. Het verschil tussen de gulden en de penning. Maar Pa ging niet een hele avond in het donker zitten.
En de gasmuntjes, daar kon je niet veel mee rommelen. Alhoewel er ook nog wel eens stuivers in de meter werden gevonden. Je kocht 10 dunne muntjes met een gleufje aan de rand en per stuk goed voor 1 kub gas of één dikke munt (vanaf 1947) zonder gleufje en goed voor 10 kub gas.