In de oorlog kreeg je eten van de gaarkeuken voor elke persoon 1 portie. De scholen waren meestal ingericht als afhaalcentrum, want veel scholen waren dicht in de Hongerwinter voor de kinderen wegens gebrek aan kolen.
Op een middag hoorde ik mijn vader en moeder hevig ruzie maken, ik kon eerst niet begrijpen waar het over ging, ik hoorde steeds weer “je hebt het dikste opgegeten en nu hebben we alleen nog water over”. Wat bleek, mijn vader was die dag onze “soep” gaan halen en had al vast een klein beetje genomen (altijd honger) en toen proefde hij alleen maar harde stukken suikerbiet. Toen was hij zo kwaad geworden dat hij die eruit had geschept en weggegooid, want dat mocht zijn gezin niet eten.
Met als gevolg dat er een grauwgroene waterige pan met “soep” overbleef.