In de oorlog ging mijn vader 'de boer op'. Zo noemde men dat als je ging proberen om voedsel te krijgen in ruil voor spullen, zoals een paar knappe schoenen of lakens of iets ander wat je nog in huis had. Mijn vader kwam altijd wel met iets te eten thuis.
Ik zal nooit vergeten dat hij met een grote zak aardappelen thuis kwam. De buren onder ons met een groot gezin, hadden dat blijkbaar gezien en die middag stond de buurvrouw voor de deur en vroeg aan mijn moeder of ze de schillen mocht hebben van de aardappelen want daar kon ze dan soep van maken.
Ik begreep dat toen niet dat was toch vies. Maar mijn moeder vertelde dat de buurvouw ze heel goed zou wassen, nou dat hoopte ik dan maar.
Het heeft zo’n indruk op mij gemaakt dat het me nu, na al die jaren, nog vaak in gedachten schiet als ik de aardappelen te dik sta te schillen, dan komt de gedachte bij me op "daar zou de buurvrouw blij mee zijn geweest".
Gepubliceerd: 7 februari 2009