De hongerwinter (vervolg)
Tja, de hongerwinter was wel zwaar, altijd koud en je werd gek van de vlooien in je kleren. Drie maal per week om 7.00 uur in de rij bij de bakker, waar dan al een rij van zo’n 50 meter stond. Daarna mijn moeder voor het broodrantsoentje en dan mijn broer naar school, tenminste als er school was, want als er geen kolen waren gingen de lessen niet door. Wij zijn de hongerwinter doorgekomen met de hulp van buren. De familie Caspers en Keereweer op nummer 81, 2 en 3 hoog.
Daar mochten wij om de dag mee-eten. De heer Caspers was hoofdpikeur van de Hollandsche Manege aan de Overtoom, waar veel Duitse officieren paardrijles kregen en zodoende werd er ook eten geritseld. Aan deze lieve mensen (die buren dus) hebben wij dan ook veel te danken.
En o ja, af en toe kwam er een karretje door de buurt met ‘klopop’. Eiwit werd opgeklopt met een fietspomp en het leek dan net slagroom; heerlijk, voor die tijd dan’.
Naar school
In 1944 ging Joop naar de lagere school, de Allebéschool.
‘De eerste twee jaren waren lastig. Ik heb in die tijd weinig onderwijs genoten, alhoewel je daarentegen door de situatie andere zaken weer vroeg (te vroeg) leerde. Na de lagere school heb ik daardoor in begin ’50 nog een zogenaamd ‘7e leerjaar’ gevolgd aan de HBS in de Zocherstraat. De Openluchtschool (https://geheugenvanwest.amsterdam/page/12587) zat op vrijwel dezelfde plek, maar met de ingang in de Frederiksstraat.
De bevrijding!
Op 5 mei 1945 was daar dan eindelijk de bevrijding. Overal feest en de Canadese soldaten waren uiterst vriendelijk. Ik ben meegenomen op een Harley Davidson, achterop bij een soldaat. Maar dat hield ik niet zo lang vol, want ik zat met mijn been tegen de uitlaatpijp en liep een flinke brandwond op. Ik werd netjes teruggebracht en kreeg taftpapier mee om de wond te behandelen.
Echter, op 7 mei werd er een Duitse militaire wagen met officieren op de Amstelveenseweg door de binnenlandse strijdkrachten met blauwe overalls en machinegeweren aangehouden. De Duitsers begonnen ineens te schieten en er werd een zwaar vuurgevecht geleverd. Wij waren er vlakbij en de kogels hoorde je tegen de betonnen muur bij het park ketsen.
Er zijn vijf verzetsstrijders bij omgekomen en ook een paard dat in de wei voor de Zocherstraat stond werd dodelijk getroffen. De volgende morgen was het beest al gefileerd en het karkas weggehaald.
Iets verder in mei kwamen Engelse bommenwerpers over die blikken kakies dropten, een soort scheepsbeschuit maar best lekker om te knabbelen. Eten en nog eens eten! Ook het bekende Zweedse wittebrood. Mijn moeder zei: “het lijkt wel cake” en mijn broer en ik wisten echt niet wat dat dan betekende.
Bevrijding, tja, eigenlijk is de tragiek van de oorlog pas later tot me doorgedrongen. Hoe iedereen het heeft moeten ondergaan. Dan ga je beseffen wat er met je vader is gebeurd, de zomaar op straat gefusilleerde mensen, mensen die in elkaar zakten van de honger of kleine kinderen die zich moesten uitkleden in de sneeuw. Bevrijding na een infauste periode. Ik hoop dat de huidige samenleving dit nooit, nee nooit meer, hoeft te beseffen’.
Tot slot
Als Joop even met een slok koffie bijkomt van zijn relaas, vraag ik hem wat hij uit zijn jeugd weet en kent van Amsterdam (Nieuw) West.
‘Nou’, antwoordt hij, ‘best wel veel. Maar…..er was in die tijd nog niets. In 1946 was het Surinameplein het begin van de polder met vooral tuinderijen en we konden over de slootjes helemaal naar Sloten schaatsen. De groente werd vanuit die tuinderijen met bootjes door de Kostverlorenvaart naar de veiling aan de Jan van Galenstraat gebracht en door de groentemannen daar weer met paard en kar opgehaald.
De uitbreiding van de stad na de oorlog naar het westen is mooi geweest voor de woonruimte, maar ik, en ook mijn kinderen, heb nooit de behoefte gehad om elders te wonen. Dit is óns huis, met alles wat we hier hebben meegemaakt.'
Klik hier voor deel 1