1944, voedseltocht van Amsterdam-West naar De Weere
Ik was nu 13 jaar oud en groot genoeg om met mijn vader de lange afstanden op de fiets te maken, naar de boeren die ons aldoor geholpen hadden en zo'n 60 km ver in het noorden woonden, (einddoel het dorp "De Weere").
Vele mensen van de grote steden gingen naar het platteland en klopten op de deuren van de boeren-bedrijven en burgerhuizen in de kleine dorpjes en bedelden om voedsel. Het moet de mensen zeer gedaan hebben deze hongerige mensen weg te sturen want vaak hadden deze mensen ook niet veel te eten, maar wat doe je! Zij kregen hetzelfde rantsoen als een ieder, maar het verschil was dat die mensen op het platteland een betere kans hadden hun eigen dingen te groeien in hun veel grotere tuinen dan een stadsmens en ze woonden dichter bij de producenten en hadden een grotere kans om eten te vinden (graan,aardappelen, bonen, melk, enz.).
Verspil geen goed eten
Mijn vader had weer wat kleren klaar voor de mensen waar we naar toe zouden gaan en we vertrokken al vroeg in de morgen,want het is een hele ruk. We fietsten ongeveer 4 uren voordat we in de buurt kwamen dat mijn vader bekend was. Ik probeerde een paar huizen en vroeg om een boterham, dat me niet makkelijk lag, want ik voelde me niet op mijn gemak om voor eten te vragen. Ik kreeg een sneetje brood die ik met mijn vader wilde delen maar hij zei dat ik het maar alleen moest opeten.
Toen we later door een ander dorp reden zag ik een gedeelte van een half opgegeten boterham op straat liggen. "Iemand heeft genoeg te "eten!” Ik stopte en kwam van de fiets en keek naar dat stukje brood dat op de weg lag. Ik pikte het op en bekeek het van dichtbij. Het zag er droog en schoon uit.
Mijn vader was intussen ook van zijn fiets gekomen dus ik vroeg hem, meer met een gebaar van, "wat moet ik doen!" En hij zei; "wel, verspil geen goed eten!" Dus at ik het op.
Mijn vader wist heel wat plaatsen van de vele trips die hij gemaakt had, waar hij kans had om wat te eten te krijgen.
Hij zei "kom, laten we naar het melkfabriek Aurora in Opmeer gaan, misschien hebben ze daar nog wat te eten!" De melkfabriek behandelde melkproducten die waarschijnlijk naar Duitsland doorgestuurd werden om zijn soldaten en eigen volk te voeden.
De fabriek was ook ingeschakeld als "centrale gaarkeuken". Het eten werd daar bereid in de grote kook-vaten van de fabriek en dan werd het daarvandaan naar verschillende dorpen in de buurt verzonden in 40 liter melkbussen. Daar konden de mensen die hun eigen pan, geld en bonnen bij zich hadden, hun portie eten krijgen. In het begin van de oorlog was het eetbaar en "smakelijk"(?) , maar later was het onverteerbaar en smakeloos. Hoe erg! Dat zal ik later vertellen.
Geen melk, maar vanille vla!
Toen we bij de melk-fabriek aankwamen zagen we er geen mens! Een ieder was al naar huis gegaan. De arbeiders beginnen er al vroeg in de morgen en eindigen omstreeks 1 uur. Wij waren dus te laat! Wij waren daar om 2 uur (14.00) en zagen een aantal melkbussen buiten op de ladings-plaats staan. Natuurlijk moest ik even kijken wat er in zat of ingezeten had en nam het deksel van een van de melkbussen en zag tot mijn verbazing dat ze de bussen hadden gebruikt om vanilla vla te vervoeren en er zat nog wat aan de binnenkant tegen de wand geplakt. Ik tilde het deksel van de volgende bus op en die had hetzelfde. Ik nam een likje om te proeven of het nog goed was. Het was heerlijk! Dus rolden we onze mouwen op en begonnen met onze handen langs de binnenkant schrapende die lekkere vla met handenvol naar binnen te werken. Misschien is het niet beschaafd om met je vingers of hand te eten, maar het kon ons niet schelen.
Mijn moeder vroeg altijd wat ik wilde hebben als toetje na het avondeten op mijn verjaardag en ik vroeg altijd of ze "chocolade pudding, die ze in een (vis) vorm deed, met vanilla vla over de top" voor me wilde maken want dat vond ik altijd heerlijk.
En nu terwijl ik op mijn knieën zat, en handen-vol vla uit die bus haalde, was het net alsof ik weer jarig was, alleen er was geen chocoladepudding bij, alleen maar vanille vla, en daar was genoeg van.
We aten tot we niet meer konden en er was nog meer, maar we moesten dat achter laten. We waren zo vol dat we eerst nog een uur of zo lang-uit in de zon in het gras hebben gelegen voordat het weer tijd werd om verder te gaan. Het was intussen 4 uur geworden (16.00).
Mijn vader vertelde dat er vlakbij een klooster was en dat de nonnen daar altijd erg behulpzaam waren, zover het mogelijk was en waar je ook altijd om een boterham kon vragen. We hadden het niet nodig maar mijn vader ging er toch nog even langs en klopte aan de deur, waar een non de deur opende, en mijn vader vroeg of ze iets te eten hadden voor zijn jonge zoon. De non kwam al gauw terug met een paar boterhammen. We bedankten haar en we deden die in onze zijtassen van de fiets om ze later op te eten, want we waren eigenlijk nog vol. Niet wetende of we die dag nog iets zouden krijgen, want wie wat bewaard, heeft straks nog wat.
Komen jullie helemaal uit Amsterdam?
Een uur later kwamen we bij een boerderij dat een eindje van de weg stond en waar mijn vader naar toe moest omdat hij wat reparatiewerk voor ze gedaan had en het nu wilde afleveren. We werden uitgenodigd om binnen te komen, waar de mensen net hun avond maal gegeten hadden.
Het eerste wat ze vroegen was, "komen jullie helemaal van Amsterdam vandaag? Jullie zullen wel honger hebben!" De mevrouw zei dat ze nog wat aardappelen en groenten over hadden en kon het wel even opwarmen voor ons, en we waren als het ware "verplicht" het op te eten. Nadat we gegeten hadden moesten we weer gauw op weg want we moesten nog een eind verder. Het was zomer dus het blijft lang daglicht maar er is een "uitgaansverbod" na 8 uur 's avonds. De boer vertelde mijn vader dat hij een zeug had, die een aantal biggetjes gekregen had, en mijn vader kon over een paar maanden er een kopen, en mijn vader stemde toe.
Ons einddoel was twee boerderijen tegen over elkaar en we kwamen daar om 7.30 u. aan, dus net op tijd. De mensen van de eerste boerderij waren vriendelijke mensen van het platteland , en voor vele jaren na de oorlog bleven we in contact met ze en ze waren altijd blij ons weer te zien.
Maar zodra we binnen kwamen was de vraag weer, "Kom je vandaag helemaal uit Amsterdam? Dan zul je wel honger hebben!!" En de huisvrouw maakte 4 boterhammen met dik kaas voor ons. Ik keek mijn vader maar eens aan, omdat ik eigenlijk niets meer kon eten, en we waren verondersteld "honger" te hebben. Mijn vader vroeg of het goed was dat we het mee namen naar de overkant, want daar konden we altijd slapen. Ze zeiden dat het OK was, dus deden we die ook in de zijtassen van de fiets, samen met de sneetjes brood die we van de non gekregen hadden en gingen naar die andere boerderij over de weg.
We waren al bang dat ze ons ook weer vol zouden duwen met voedsel, maar gelukkig kregen we een kopje thee met een zelf gemaakt koekje. De Duitsers hadden alle elektriciteit en gas afgesloten dus er was geen licht, maar sommige huizen hadden een windgenerator, die op het dak bevestigd was, en dat een batterij oplaadde.
Toen het donker werd, zat de hele familie in een grote kamer en daar hadden ze een fiets met het achterwiel op een stellage staan en de jongens die daar waren hadden er 2 of 3 dynamo's aangemaakt en dan trapten ze om de beurt, om op die manier licht te krijgen.
Het was echt een hechte familie. Terwijl we daar in half donker zaten, praatten ze over de oorlog en wat er verbouwd was enz. Maar het werd later dan we dachten en het werd tijd om te slapen. We konden op de hooi-zolder slapen. Voordat we naar boven gingen nog even naar de wc die buiten stond en daar passeerde ik de plaats waar ze de kaas maakten en waar schalen vol met pas gemaakte kaas stond. Het gekke was dat ik er helemaal niet in geïnteresseerd was. Ik vraag me af waarom!
Ik had nog nooit zoveel op een dag gegeten.
Wordt vervolgd.
Was de terugweg net zo goed?
Honger maakt rauwe bonen zoet.
Klik hier voor een overzicht van alle delen in deze reeks.