Mijn jeugd in Amsterdam-West, deel 15

Jeugdherinneringen, omstreeks 1940-1945

Auteur: Jaap Lageman
Amsterdam-West

Jaap Lageman (1931) woont tegenwoordig in Australië en deelt in een aantal bijdragen zijn jeugdherinneringen aan Amsterdam-West.

Oorlogswinter 1944-1945 Spotprent op de situatie in de winter van 1944-1945. Brandstoffen en -voedselschaarste. Techniek: litho. Bron: maker: Leo Visser, 1944-1945. Beeldbank Stadsarchief Amsterdam. <p style="margin-bottom:0cm; "><a href="http://beeldbank.amsterdam.nl/afbeelding/010097016699">http://beeldbank.amsterdam.nl/afbeelding/010097016699</a></p>
<p> </p>

Oorlogswinter 1944-1945 Spotprent op de situatie in de winter van 1944-1945. Brandstoffen en -voedselschaarste. Techniek: litho. Bron: maker: Leo Visser, 1944-1945. Beeldbank Stadsarchief Amsterdam.

http://beeldbank.amsterdam.nl/afbeelding/010097016699

 

Alle rechten voorbehouden

Fiets buiten- en binnenbanden
Buiten- en binnenbanden van fietsen slijten, maar nieuwe banden waren bijna onmogelijk te verkrijgen, behalve op de zwarte markt, waar ze alleen maar tegen een hoge prijs te koop waren. Maar er was een andere mogelijkheid en dat was ook niet goedkoop. Dat was een strip autoband dat passend om het fietswiel gemaakt werd, en als je er een had die er strak omheen zat dan kon je die band gewoon niet verslijten, maar het was wel een beetje hard aan je "derrière". Maar het had een ander voordeel, en dat was; GEEN LEKKEN BANDEN meer.

Mijn fiets was tamelijk oud en de lucht banden waren bijna tot op de draad versleten. Ik had al eens geprobeerd om over de band die er op zat een tweede buitenband te doen maar dat was geen succes. Dus reed ik nu zonder banden, enkel op de velgen maar ik moest wel voorzichtig rijden want je kon makkelijk uitglijden als je te vlug de hoek om ging. Toen ik een keer met mijn schoolvriend Kees samen op de fiets zat, hij zat achter op de bagage drager, klapte het achterwiel in elkaar en we vielen op de grond maar hadden geen verwondingen maar de lachspieren kregen een goede uitwerking. Wat we met die fiets gedaan hebben kan ik me niet herinneren.


Kleding reparaties doen om eten te krijgen
Hoe langer de oorlog bleef doorgaan, hoe hongeriger de mensen werden omdat er te kort aan voedsel was. Maar mijn vader vond een manier om eten "te verdienen". Hij ging weer op zijn fiets naar het boerenland ten noorden van Amsterdam. Hij ging eerst op zijn fiets toen zijn banden nog goed waren, maar later reed hij op die autobanden waar ik net over geschreven heb, en werkte om eten te krijgen. Dat hield in dat hij naar de boeren ver in het noorden zijn diensten aanbood om kleding te repareren of veranderen in ruil voor voedsel. Soms kwam hij thuis met aardappelen en zelfs wortelen, maar wat hij graag wilde hebben waren "gedroogde bonen", bruine of witte dat maakte niet uit, want die waren gemakkelijk op de fiets te transporteren en die bleven lang goed en niet zoals aardappelen want die moest je binnen een bepaalde tijd op maken. Af en toe kwam hij terug van zo'n trip met kaas of een stukje vlees, en dat was ook altijd welkom. Nu en dan bleef hij een week weg en waren we bezorgd want hij kon opgepikt worden en naar Duitsland gestuurd zonder dat wij het te weten kregen.

Oorlogswinter 1944-'45 Twee vrouwen en een kind, terugkerend naar Amsterdam van een hongertocht in de omgeving van Purmerend. Techniek: linosnede en sproeitechniek. Serie: Canon Amsterdam Hongerwinter. Bron: maker: Broeder Paulus, 1944-1945. Beeldbank Stadsarchief Amsterdam. <p style="margin-bottom:0cm; "><a href="http://beeldbank.amsterdam.nl/afbeelding/010097014868">http://beeldbank.amsterdam.nl/afbeelding/010097014868</a></p>
<p> </p>

Oorlogswinter 1944-'45 Twee vrouwen en een kind, terugkerend naar Amsterdam van een hongertocht in de omgeving van Purmerend. Techniek: linosnede en sproeitechniek. Serie: Canon Amsterdam Hongerwinter. Bron: maker: Broeder Paulus, 1944-1945. Beeldbank Stadsarchief Amsterdam.

http://beeldbank.amsterdam.nl/afbeelding/010097014868

 

Alle rechten voorbehouden

Niet veel vlees aan spreeuwen
Op de bovenste verdieping boven de winkel woonde een echtpaar waar we goed mee konden opschieten. Meneer Brands was al in de 70 en was met een (20 jaar) jongere vrouw getrouwd nadat zijn eerste vrouw gestorven was. Hij kwam uit Brabant waar hij opgroeide en als leerling in de schoenmakerij terecht kwam. Later in zijn leven verkocht hij schoenmakers machines.


Zijn veel jongere vrouw werkte als ambtenaar bij de RVB in Amsterdam. Omdat de Duitsers de scholen hadden ingenomen kwam ik achter met lezen en schrijven, en omdat ze zelf geen kinderen hadden nam ze mij onder haar hoede en gaf me 's avonds taal- en spellessen. Als mijn vader terug kwam van één van zijn voedsel trips dan gaf hij hun ook altijd een portie want zij waren niet in staat hetzelfde te doen als mijn vader.


De buurman vertelde ons dat ze het erg armoedig gehad hadden toen hij opgroeide (±1880) en ze soms konijnen en spreeuwen vingen om wat te eten te hebben.


Dat gaf ons een idee! We konden wel geen konijnen vangen in Amsterdam maar er waren altijd een hoop spreeuwen in de achtertuin te zien. Met hulp van de buurman maakten we een klapnet dat we met een houten frame en kippendraad in elkaar gezet hadden. Het frame werd aan de achterkant met een paart haringen vast gezet en aan de voorkant opgetild en met een stok omhoog gehouden. We strooiden wat broodkruimels onder de klap en wachtte dat er een paar spreeuwen onder zaten en door middel van een vislijn trokken we de stok om en moesten vlug zijn om ze te vangen. We deden dat een paar keer maar toen bleven de spreeuwen weg.


Want, ja, zo stom zijn die spreeuwen nu ook weer niet.


Ik denk dat we er een stuk of 8 hadden, maar nu moesten we ze nog doden en de veren verwijderen en schoonmaken dat geen plezierig werk was, maar als je honger hebt doe je dat wel.


Ik kan me nog herinneren dat mijn moeder ze in een van die ijzeren bakpannen deed en ze daar in braadde. Het rook wel heerlijk en ze zagen er lekker bruin gebakken uit, maar toen het tot eten kwam vonden we uit dat er verdraait weinig vlees aan zat, en we hebben het gelukkig nooit meer gedaan.


Zoals ik al eerder verteld had waren er mensen die hun hond of kat opofferden om in het leven te blijven.


Het was een paar weken voor Kerst en het was koud en nat
Mijn vader was weer op pad gegaan om te kijken of hij wat eten kon "verdienen". Hij was al een keer de kant van Kampen op geweest om daar zijn geluk te proberen en was toen succesvol geweest. Hij had kleren gerepareerd en bracht ze nu terug met de hoop om wat eten te krijgen. Deze keer kreeg hij een groot stuk vlees voor het werk dat hij gedaan had en kreeg nog meer werk om mee naar huis te nemen. Op de weg terug waarschuwde een vriendelijke boer hem dat er vele Duitse soldaten in de buurt waren die alles van de mensen afnamen wat ze bij zich hadden.
Mijn vader besloot die nacht in een boerderij te blijven in de hoop dat de Duitsers weg zouden zijn.
Er was een dikke mist en vorst gedurende de nacht en dat betekende dat de weg glad was. Hij verliet de boerderij net even voor het daglicht werd en dat is de koudste tijd van de dag. Hij durfde niet op de fiets te stappen omdat hij bang was dat hij zou uitglijden en een been breken. Daarom liep hij naast de fiets, en om de goederen te dragen die hij bij zich had, had hij een mand voorop zijn stuur, die nu zwaar beladen was met nieuw werk die hij kreeg om te repareren en een paar kilo vlees. Voor een tijdje zag hij niemand, en was er nu zeker van dat de Duitsers er niet meer waren. Plotseling zag hij een Duitse soldaat met zijn geweer over de schouder zijn kant op komen. Mijn vader wist niet wat hij nu moest doen want het was nu te laat om terug te gaan!

Op hetzelfde moment, omdat hij even niet oplette, gleed zijn zwaar geladen fiets op de grond. Hij probeerde de fiets weer op te tillen maar de weg was te glibberig en hij kon de fiets niet overeind krijgen. Intussen was de Duitse soldaat dichterbij gekomen en hielp hem om de fiets weer op zijn wielen te krijgen en zei; " jonge, dat was zwaar!!" "Wat heb je in die mand?" Mijn vader probeerde vlug te denken en besloot maar de waarheid te vertellen en opende de deksel van de mand en liet de soldaat de kleren zien en vertelde hem dat hij een kleermaker was en dat deze kleren gerepareerd moesten worden en dat hij een "klein" stukje vlees had om zijn kinderen te voeden. De soldaat keek even naar mijn vader en zei dat hij voorzichtig moest zijn want de wegen waren erg glad en wenste hem een "heilige kerst" en liet hem gaan.

Wat een geluk dat mijn vader een goeie Duitser tegen kwam.
Hij kwam zonder verdere ongelukken thuis en wij hadden weer een prachtige Kerst.


Wat heeft een busje talkon poeder met een mattenklopper te maken
Op een dag vond ik een ergens een leeg (!!) busje waar talkpoeder in gezeten had, maar het was niet totaal leeg. Het had een aantal klein aantal gaatjes in de deksel en ik vond uit dat, als ik het busje onderste boven hield, dat er toch nog wat talkpoeder uit kwam. Heel interessant!
Ik stond op de hoek van de Jan van Galenstraat en de Admiralengracht waar de wind een beetje om de hoek waaide. Ik schudde het busje en ik kon de poeder uit de gaatjes zien komen die dan langzaam naar beneden dwarrelden en dat lag dan aan de wind waar het terecht kwam.
Ik zag de man niet die er aankwam want ik was veel te geïnteresseerd in mijn busje talkpoeder. Ik schudde het nog een paar keer en de witte poeder kwam er weer uit en dwarrelde naar beneden, maar de lichte wind nam het mee opzij en de man liep dwars door de wolk talkpoeder.
Ik zag dat de man kwaad begon te worden, dus ik rende weg en hij kwam achter me aan. Vlug ging ik onze winkel binnen en ging naar achteren terwijl ik de deur achter me dicht sloeg. Hij probeerde achter me aan te gaan, maar ik nam de trap naar beneden. Mijn vader die in de winkel aan het werk was stopte de man en zei "wat is er aan de hand" en de man antwoordde "die kwajongen gooide wat rommel op mijn jas! En als ik hem te pakken krijg dan vermoord ik hem" en op dat zelfde ogenblik haalde hij een revolver uit zijn jas zak. De man zei dat hij voor de Duitsers werkte en het recht had om te schieten als het nodig was. Dat maakte mijn vader kwaad en zei in onomwonden toon "dat als hij zijn zoon enig kwaad zou doen, hij ook zijn portie zou krijgen". Het eindigde dat mijn vader de paar witte vlekjes van zijn jas afschuierde en de man verliet de winkel en we hebben hem nooit meer terug gezien.


Ik had zeker ook wat van dat poeder op mijn broek want die werd ook afgeschuierd........met de mattenklopper..... terwijl ik er nog in zat.


Klik hier voor een overzicht van alle delen in deze reeks.

 

 

 

 

 

Alle rechten voorbehouden

0 keer bekeken

Jaap Lageman

Hoe verbind je de losse einden bij het maken van massieve fietsbanden uit autobanden?

Eddie van Dijk vroeg mij:

"Wat ik mij afvroeg bij het maken van massieve fietsbanden uit autobanden hoe je de losse einden aan elkaar heb verbonden.?"
 
Ik heb hem beantwoord met:
 
"Mijn vader  wist iemand die, die half versleten autobanden,  in repen kon snijden. Als je het wel eens geprobeerd hebt dan weet je dat dat niet makkelijk is. Die persoon wist precies hoe lang die strip moest zijn om het strak om een fietsvelg te krijgen.  (Fiets-velgen  heb je in verschillenden maten). Wat ik me nog kan herinneren is dat er een stevige kram aan de zijkant bij die twee uiteinden zat. Waarschijnlijk door er eerst gaatjes te boren, voordat hij het dikke ijzerdraad er doorheen deed en dat  dan plat tegen  de zij kant sloeg. Ik denk dat ze die strip eerst  aan elkaar hechtte  VOOR ze de "band" om de velg deden. Het moest er strak omheen zitten want als het een beetje te los zou zitten dan zou het van de velg afkomen als je een beetje hard om een hoek zou gaan. Ik geloof ook dat die man nieuwe "zolen" (gemaakt van motorfiers-banden) onder versleten klompen kon maken. ( Vindingrijk is de moeder van noodzakelijkheid)."