Wij woonden in de Houtrijkstraat op nummer 13. In het onderstuk op nummer 15 had mijn vader een kleine eenmanszaak. Hij was grossier in azijn, mosterd, specerijen en aanverwante artikelen. Wij hadden ion de buurt de roepnaam/scheldnaam “mosterdpot”.
De azijn maakte hij zelf, dat wil zeggen hij mengde azijn essence met water en vulde hiermee flessen van een liter. De mosterd kreeg hij in grote vaten aangeleverd en dit deed hij dan in kleine potjes. Ook de specerijen kreeg hij in groot verpakking aangeleverd en hij verpakte die dan in zakjes van 4 of 5 gram. Al dat werk deed hij met de hand.
De producten werden door hem door heel Amsterdam uitgevent bij kleine zelfstandige kruideniers en melkzaken. In de jaren ’50 waren er in Amsterdam nog veel dergelijke kleine winkeltjes te vinden.
Voor het rondbrengen van zijn waren gebruikte hij paard-en-wagen. Zowel het paard als de wagen werden gestald in het zelfde onderstuk op nummer 15 in de Houtrijkstraat. De wagen stond in de werkplaats en voor het paard was een stal gebouwd in de achtertuin. De stal zat wel geheel en al vast aan het onderstuk.
In de eerste jaren na de oorlog (ik ben in 1942 geboren) stonden er naast het paard ook nog een aantal geiten in de stal.
Lees ook deel 2 'Paard in de gang' van dit verhaal.