Op nummer 93A zat Garage Smit en Zn., maar daar heb ik verder geen herinnering aan. Wel aan de garage die aan de overkant zat. Daar tankte ik de benzine voor mijn brommer en later voor mijn Fiat 600.
Naast de garage zat - op nummer 95 een visboer. Hier waren wij in de 50-tiger jaren bijna vaste klant. Vrijdag was voor de katholieken een ‘onthoudingsdag’ en soms een ‘vastendag’. Het hield in dat je op vrijdag: “geen vlees, noch jus uit vlees” mocht eten. Het was natuurlijk bedoeld als een soort boetedoening, maar dat was het voor velen niet. Voor mij persoonlijk wel. Ik lust namelijk geen vis. Thuis moesten wij normaal gesproken ‘eten wat de pot schaft’ alleen voor het eten van vis werd op vrijdag een uitzondering gemaakt. De ‘niet-viseters’ kregen dan een hard gekookt ei en boterjus. Voor mijn vader en moeder was het beslist geen ‘boetedoening’ denk ik achteraf. Vrijdags werd er met veel smaak gegeten van de gekookte schelvis of kabeljauw in mosterdsaus of van gestoofde aal. En een gebakken scholletje of scharretje ging er ook wel in.
De volgende twee winkels waren op nummer 97 Drogisterij Het Westen en op nummer 99 boekhandel J.J. Lavooi. Ik heb hier verder geen herinnering bij.
Dan komen op nummer 101 en 103 winkels die wel weer wat herinneringen bij mij oproepen. Beide winkels hadden hun entree in hetzelfde brede portiek. Op 101 zat de wolhandel van Mejuffrouw K. van der Horst. Bij ons thuis werd door mijn moeder en vooral door een ongetrouwde tante veel breiwerk gemaakt. Vooral sokken en kousen stonden regelmatig ‘op de pennen’. Mijn vader droeg ’s zondags en doordeweeks eigen gebreide zwarte kousen, die hij met witte elastieken op zijn plaats hield.
Het is nu bijna niet meer voor te stellen, maar als kind van 4 of 5 jaar heb ik steeds gebreid ondergoed gedragen. Vaag kan ik mij dat nog herinneren en vooral staat mij dat sommige broekjes of hemdjes erg kriebelden. Later kreeg ik dan kantoenen onderbroeken (met gulp) van Jansen en Tilanus, kantoenen hemdjes en in de winter een eigen gebreide borstrok. Ook droeg ik ’s winter zelf gebreide truien. Maar altijd werd op het hemd of op de borstrok met een veiligheidspeld een Scapuliertje of devotiemedaille van de heilige Theresia vastgemaakt.
Op nummer 103 zat Van Asperen – Rijwielen en Huishoudelijke Artikelen. Zelf hebben wij er nooit gebruik van hoeven maken, maar hier zag ik voor het eerst het ‘kopen op afbetaling’. De mensen kwamen elke week het afgesproken bedrag betalen. Vanonder de toonbank kwam een kaartenbak te voorschijn, waarin de kaarten op naam waren opgeborgen. Na betaling werd op de kaart aangetekend hoeveel er betaald was.
Ik moest iets halen voor een fiets op zaterdagmiddag. De man voor mij legde fl. 2,50 op de toonbank. De winkelbediende haalde vanonder de toonbank de lange kaartenbak en haalde hier een kaart uit. Vervolgens schreef hij op dat de man die riks betaald had en vervolgens ging de kaartenbak weer onder de toonbank en verliet de man de winkel. Iedere week kwam hij terug tot zijn fiets was afbetaald.