Het is al weer 60 jaar geleden en wellicht dat mijn herinneringen wat vermengd zijn met latere indrukken en gedachten, maar toch wil een normale zaterdag in ons gezin beschrijven.
Een verhaal in meerdere delen, vandaag deel 2
Zomaar een zaterdag in de vijftiger jaren (2)

Het standbeeld van Domela Nieuwenhuis op het Nassauplein Foto: ansichtkaart
Na het eten wachtte ik geduldig tot vader zei: “Kom jongen we gaan”. Dat was het sein om te vertrekken richting Duivenmarkt (op de Noordermarkt) en de Lindengracht. ’s Zomers had vader meestal een grijs kruideniersjasje aan en ’s winters een zwarte korte jas. Maar hij had altijd onder zijn arm een opgerolde gonjezak (een grove jute zak).
Vervolgens gingen wij op pad. We liepen door de Spaarndammerstraat langs de meisjesschool en de kerk, richting tunnel. Voor de tunnel stak vader over, want hij wilde de kortste bocht nemen op het Nassauplein. Onder de tunnel door gekomen, keek vader vast vooruit om te zien of de brug over de Nassaukade wellicht open zou gaan. Als hij zag dat hardlopen (wat veel mensen dan deden), geen zin had, liepen wij langzaam door langs het standbeeld van Domela Nieuwenhuis en keken toe hoe de brugwachters de straat afsloten met de lange, zware, donker groen geschilderde ijzeren deuren. Deze deuren moesten zij zelf op hun plaats duwen.

Langzaam liep het Naussaupleuin vervolgens vol met trams (lijn 12), auto’s, maar voornamelijk met veel fietsers. De fietsers waren op weg naar huis, nadat zij om 1 uur waren opgehouden met hun werk.Een vrije zaterdag kenden wij toen nog niet.
Tussen het vele stilstaande verkeer liep een magere gebogen figuur met lange witte haren en een grote snor. Hij droeg meestal een lange regenjas. Het was een bekende figuur (Bertus Zuurbier), die met de kreet: “Het blad van Domela Nieuwenhuis - De vrije Socialist” een blaadje van de anarchistisch socialistische partij aan de man probeerde te brengen. Vooral ’s zomers als de deuren van de trambalkons open stonden, werden hem de nodige kreten door de passagiers toegeroepen, hetgeen hem weer uitnodigde de nodige scheldkanonnades richting tram te schreeuwen. Een andere regelmatig terugkerende kreet van hem was: “Wat is nou vijf jaar oorlog, nee dan wij. Wij hebben tachtig jaar gevochten”. De betekenis daarvan is mij nooit echt duidelijk geworden.
Wordt vervolgd.
Klik hier voor deel 1 en alle verhalen van Fons Buis.
1626 keer bekeken