Herinneringen van de familie Duijster, een bewoner van de Akerpolder en van de Community Joods Monument
De joodse Amsterdammer Jo Zilverberg was sinds voorjaar 1942 ondergedoken bij Hendrik Ponneker op de Sloterweg 38 I, de huidige Rijnsburgstraat. Soms ging hij, zijn zwarte haar rood geverfd, uit veiligheidsoverwegingen naar diens volkstuin in ‘Ons Buiten’ aan de Riekerweg.
Op een vroege ochtend in juli 1943 ging hij via het Jaagpad weer terug. Ter hoogte van de Nieuwe Meersluis werd Jo aangehouden door de Controle- en Crisisdienst. Zij controleerden de illegale invoer van groenten en fruit. Onder hen was, niet toevallig, de bokser en S.D.-handlanger Sam Olie. Een bewoner van ‘Ons Buiten’ had de politie laten weten dat hem een vreemdeling met een joods uiterlijk was opgevallen, en Olie wachtte Zilverberg op. Maar Jo had een vals identiteitsbewijs en zei dat hij een paar dagen op de Sloterweg logeerde. Olie ging mee naar het adres. Daar wist Jo te ontsnappen. Hij overleefde de oorlog.
Rie Duijster-Bart (1940) laat een prachtige foto van haar schoonzuster en zwager zien, gemaakt in de jaren na de Duitse inval. Een gevoelige marechaussee met zijn halfzus. Jan Kars werd op 20 april 1919 geboren als zoon van Tonia Kars. Haar latere man, Klaas Duijster, erkende Jantje en deze groeide met acht broers en zussen op aan de Osdorperweg 496. Jan zong graag, en was lid van het jongerenkoor van de hervormde kerk in Sloten. Via zijn militaire dienst bij het ‘paardenvolk’ kwam hij bij de Koninklijke Marechaussee. Jan werd gestationeerd in Oostburg, Zeeuws Vlaanderen. In 1943-1944 kreeg hij de opdracht twee joodse vrouwen te begeleiden naar kamp Vught. Onderweg liet hij hen ontsnappen. Jan moest toen onderduiken. Op 20 oktober 1944, tijdens de operaties rond de Scheldemonding, besloot hij met de onderduikgever en Francien de Zeeuw door de gevechtslinies heen te breken. Bij Waterlandkerkje werd hij door geallieerd vuur dodelijk getroffen. Zijn naam staat op het monument aan de Osdorperweg* en in de Sloter kerk. Zijn lichaam ligt in Loenen.
Een bewoner van de Akerpolder werkte samen met de van oorspong Tsjechische jood Rudolf Pollak. Deze rijke zakenman was getrouwd met een Rijksduitse vrouw en had volgens deze bewoner een broer bij de Grüne Polizei (ordepolitie). Als lid van de Joodse Raad verzorgde Pollak onder meer onderduikadressen. De Akerpoldenaar was aan het begin van de oorlog door vier Duitsers uit Badhoevedorp volledig in elkaar geslagen. Hij besloot toen wraak te nemen en van alles tegen de bezetter te ondernemen. Naast zijn werk voor de voedselvoorziening, gezeten op een paard en wagen, ging hij samenwerken met Pollak. Naar eigen zeggen hielp hij zo’n honderd joden onder te duiken in de Haarlemmermeer. Rudolf Pollak werd vanwege zijn al of niet vermeende verradersrol op 17 november 1944 door het verzet geliquideerd.
- Zie deel 3: De oorlog krijgt een gezicht
Dit is deel 14 van een reeks verhalen over de 2e Wereldoorlog. De verhalen zijn tot stand gekomen vanuit interviews die Pim Ligtvoet - van het Comité 4-5 mei Slotervaart - heeft gehouden met (oud)bewoners van de polders die nu tezamen Nieuw-West vormen.
Link naar rubriek waar alle verhalen 'Oorlog in West' bij elkaar komen te staan.