Bloemetjes plukken en stekeltjes vangen
In het voorjaar stonden de landerijen, die nog niet met zand gevuld waren, vol met boterbloemen en andere wilde bloemen, en ik ging er wel eens naar toe om zo'n mooi bouquet bloemen voor mijn moeder te plukken. Maar om daar te komen moest je wel over een paar slootjes springen. Ze waren wel niet zo breed, maar daarentegen waren wij ook niet zo groot. Maar om over die slootje te springen, die vaak zachte kantjes hadden, moest je een goeie aanloop nemen om er zeker van te zijn om er overheen te komen. Maar als je net voor het springen even aarzelde dan kon je "plons" midden in de sloot terecht komen. Gelukkig waren ze nooit erg diep, maar voor hetzelfde geld kon je een natte broek krijgen. Als dat gebeurde kon je twee dingen doen.
1. Je kon je uitkleden en het laten drogen voor je naar huis ging, of:
2. Meteen naar huis gaan met de kans dat je ouders je niet meer lieten gaan.
Ik heb wel eens een paar natte voeten gekregen maar nooit een natte kont. Als ik dan thuis kwam met zo'n mooi bouquet natuurbloemen (die intussen al slap over mijn warme handje hingen) en ze aan mijn moeder gaf, die dan zei dat ze het geweldig lief van me vond om dat allemaal voor haar te doen, dan genoot je van de compliment.
Ook om die tijd konden we "stekeltjes" en kikkerbilletjes vangen. Die kleine visjes, die misschien 2 cm groot waren, noemden we stekeltjes of guppies, maar of dat de werkelijk naam was weet ik niet. Die kikkerbilletjes kon je met een fijn netje vangen. Maar om die guppies te vangen gebruikten we een meter lange tak waaraan we een stuk katoen draad knoopte en aan het eind bevestigde we een stukje worm. Dan hield je het wormstukje net een paar centimeters onder water en als de guppies er in beten, dan haalde je voorzichtig maar toch vlug de guppies uit het water en liet je het in een met water gevulde pot of blikje vallen. Vaak liet het al los voordat je kans had het in dat blikje te krijgen, maar dan probeer je maar weer opnieuw. Als je dan thuis komt doe je ze in een groter glas of aquarium en kijk je hoe ze daarin rond zwemmen. Ook is het interessant te zien als die kikkerbilletjes die in het begin alleen maar een staartje hebben, langzamerhand hun staart verliezen maar nu pootjes krijgen en veranderen in kikkers. Als je goed op ze let kunnen ze een lange tijd blijven leven.
Op straat spelen
We konden in die tijd ook op straat spelen want er waren niet veel mensen die een auto hadden. Voetbal was erg popular want alles wat je nodig had was een tennisbal. Een grotere bal was niet aan te bevelen omdat de kans dan ook groter werd dat je een raam brak. We speelden op het voetpad en de goal was of tussen een boom (die nog erg jong waren) en de huizen, of we lagen onze jassen een paar stappen van elkaar af en we hadden een geweldig voetbalveld. Ook speelden we "tik" waar je een speelkameraadje aanraakte en die moest weer een ander zien te "tikken" die natuurlijk weg rende om niet getikt te worden en zo brachten we toen de dagen door. Pinkellen was ook een spel die we op de midden weg speelden omdat daar een riooldeksel lag die we dan als basis gebruikten. Het was een spelletje die we hier in Australië (waar we al meer dan 60 jaar wonen en hier "tipcat" heet) nog nooit hebben zien spelen. Het is ook weer een van die spelletjes die niet veel zal kosten. Wat je nodig hebt is een meter lengte bezemsteel en een stukje rond hout van 12 tot 15cm waar je beide einden tot een punt snijdt en als je op die punt met die stok slaat dan vliegt die pinkel de lucht in en dan kun je die pinkel een klap geven enz.
Nog een andere bezigheid was: de huizenblok aan de over kant van ons was maar half afgebouwd, dwz de huizen aan de Orteliuskade waren nog niet gebouwd, maar we vonden nog veel van de gips/kalk brokken bij de afval die ze achter gelaten hadden. Dat was mooi materiaal om tram/trein lijnen op straat te trekken en het hing er van af hoe aktief de kinderen waren want je kon wissel banen en rotondes maken enz. En dan kon je over die "train tracks" lopen en je bent een treinbestuurder. Het was leuk dat te doen en een goeie lichaamsbeweging.
Zwemles in het Jan van Galenbad
Toen het Jan van Galenbad klaar was kreeg ik van mijn ouders een seizoenkaart om daar zwemmen te leren. De zwemleraar liet je eerst "droog" zwemmen waarbij je op een soort verhoogde kist met je buik lag en dan moest je de bewegingen maken die "zwemmen" moest voorstellen. Als dat gedaan was kreeg je een gordel om die met een touw aan het eind van een dikke stok bevestigd was dat over een rail reed. Dan moest je via een trapje het water in dat altijd koud was. Dan moest je de slagen doen die je op het drogen geleerd had. Als je dat een paar keer gedaan had mocht je er uit, maar niet voordat de instructeur, net voordat je bij het trappetje was, de stok omlaag deed en je koppie onder ging en dat betekende paniek en huilen. Het maakte niet uit wanneer, maar elke keer als ik naar die lessen ging was het koud en winderig en ik haatte het. Het was maar zelden mooi weer en we leerden alleen maar "borstslag". Je kunt je voorstellen dat ik vlug "de Slag" te pakken had om van die foltering af te komen. Een paar jaar later hadden we op school een zwemcarnival in het verwarmde Sportfonsenbad in de Jan Evertsenstraat bij de Krommert in de buurt. Ik zwom in een estafette waarin we tweede werden en kregen een "zilveren" medaillon die ik nog wel ergens moet hebben. MAAR WAAR!!
Klik hier voor een overzicht van alle delen in deze reeks.