Zoals reeds eerder geschreven ben ik geboren in de Weissenbruchstraat 35 3-hoog, op de hoek van de Haarlemmermeerstraat.
Daarvoor woonden mijn ouders en drie zussen de Stolwijkstraat op nummer 1 boven de visboer op de hoek van de Heemstedestraat, maar aangezien er een broertje (ondergetekende) op komst was werd het huis te klein en via woningruil verkregen wij het huis aan de Weissenbruchstraat.
Dit was een enorme vooruitgang, want mijn ouders beschikten nu over een kamer en suite, 3 slaapkamers, 2 zolderkamers, een groot balcon en daktuin en een badkamer met bad en douche. Een enorme luxe voor 1958.
In de ene woonkamer stond een kolenkachel, welke begin jaren zeventig werd vervangen door een gashaard, en de andere woonkamer kende geen verwarming waardoor we in de winter vaak dankbaar gebruik maakte van de suitedeuren omdat het te koud was in de ene kamer te zitten zonder verwarming. Deze was ook nog eens extra koud door een erker met vier ramen.
De winters waren altijd die van met bloemen op de ramen en vastgevroren vitrage, op bed kreeg je tegen de kou vaak een extra deken of een winterjas op bed. Onder de dekens vaak een koperen kruik.
Later kregen we in de ene kamer een petroleumkachel, waarvoor we de petroleum kochten bij “Jantje van Alles” en later een butagaskachel welke uiteindelijk begin jaren tachtig plaats maakte voor een gevelkachel, een hele verbetering maar echt warm was die kamer nog steeds niet te krijgen.
Doordat de bovenste etage van het huis het voordeel had van twee zolderkamers hadden we als kind de luxe van ieder een eigen kamer. De ene zolderkamer had achterin de opslag van losse kolen. De kolen werd door de kolenboer via de hijsbalk en door het zolderraam gelost. Later werd de losse kolen vervangen door zakjes kolen. Mijn vader had in deze zolderkamer een muur gemaakt van sinaasappelkistjes ter afscheiding en in het voorste gedeelte had mijn jongste zus zo haar eigen ruimte. Aan deze kamer was een grote daktuin waar me moeder vaak de lakens te drogen hing.
De andere zolderkamer was aan de achterzijde gelegen en was voor mijn oudste zuster, de kamer had een aangrenzende daktuin die je alleen kon betreden door uit het raam te stappen. Hier had je een mooi uitzicht op de tuintjes van de huizen aan de Haarlemmermeerstraat en Legmeerstraat. Door het raam zag je de lichten van het olympisch stadion en keek je op de toren van de Agneskerk bij het Haarlemmermeerstation.
De keuken kende geen warm water en is later ook nooit aangelegd, warm water haalde we in een teiltje uit de badkamer waar de boiler hing. Eerst hadden we een twee-pits gasstel en petroleumstelletje waar me moeder alles op kookte. Later kregen we bij de komst van aardgas een echt fornuis. Een koelkast kregen we pas later, de melk kocht je elke dag vers bij onze benedenbuur de melkboer “Blauwhof”, in de zomer legde we limonade in een wastafel welke we vol lieten lopen met water zodat het enigszins koel bleef.
Gepubliceerd: 30 oktober 2008
Lees ook Mijn herinneringen aan de Hoofddorppleinbuurt en Mijn ouderlijk huis, deel 2 van dezelfde schrijver en andere verhalen in de rubriek Hoofddorppleinbuurt..