Mijn kinderjaren 1928-1940, deel 5

Auteur: Joop Visbeek
Van Alphenstraat 3

Joop Visbeek (1928) woonde gedurende zijn kinderjaren, tot zijn dertiende, in de Van Alphenstraat in Amsterdam-West. In een aantal delen vertelt hij hoe het leven er in de jaren dertig in Amsterdam uitzag en hoe hij dat als kind heeft ervaren. Opgetekend in 1998.

Fietsers op het Rokin. Op hun fiets het verkeersplaatje 'rechts voorrang', ca. november 1930. Bron: beeldbank Stadsarchief Amsterdam. <p style="margin-bottom:0cm; "><span><span style="font-size:medium; "><a href="http://beeldbank.amsterdam.nl/afbeelding/OSIM00001001734">http://beeldbank.amsterdam.nl/afbeelding/OSIM00001001734</a> </span></span></p>
<p> </p>

Fietsers op het Rokin. Op hun fiets het verkeersplaatje 'rechts voorrang', ca. november 1930. Bron: beeldbank Stadsarchief Amsterdam.

http://beeldbank.amsterdam.nl/afbeelding/OSIM00001001734

 

Alle rechten voorbehouden

Fietsen, handkarren, paard en wagen
In die tijd was het leven niet zo jachtig. Alles ging rustig zijn gangetje. Elk half uur verscheen er in onze straat een wijkagent. Hij reed op een fiets met een dubbele bovenstang. Dat gaf hem toch een soort status. Hij reed zo langzaam, dat hij bijna omviel. Er was voldoende “blauw” op straat. Toen ik een keer met een kar van mijn vriendje tegen een terrasschutting botste, waardoor er een ruitje sneuvelde, stond de “smeris” binnen een kwartier bij ons op de stoep.

Toch heerste er in de Clercqstraat en op de Rozengracht een grote verkeersdrukte, vooral in de ochtend en de avond. Die drukte werd niet veroorzaakt door de enkele auto’s en vrachtwagens, maar door de fietsers. Met zes rijen dik reden kantoormensen en fabrieksarbeiders in een aaneengesloten front ‘s morgens naar hun werk in het centrum. Het was echt onmogelijk om als voetganger zomaar de Rozengracht over te steken. Je zag vervoersmiddelen, die nu verdwenen zijn: de handkar, de bakfiets met drie wielen en de slagersfiets met dikke banden en een bak voorop. Ik heb weleens bij de Centrale Markthallen een groenteboer geholpen met het duwen van zijn handkar over de brug van de Kostverlorenvaart. Daar ving ik een cent voor. Voor een cent kon je al wat kopen: een ijsje, een toverbal, een zakje zwart op wit.

 

Jan van Galenstraat 6-10. Links het gebouw Marcanti. Rechts de ingang van de Centrale Markthallen op nummer 4 met op de voorgrond een handelaar met zijn paard en wagen, datum onbekend. Bron: beeldbank Stadsarchief. <p style="margin-bottom:0cm; "><span><span style="font-size:medium; "><a href="http://beeldbank.amsterdam.nl/afbeelding/010009010306">http://beeldbank.amsterdam.nl/afbeelding/010009010306</a> </span></span></p>
<p> </p>

Jan van Galenstraat 6-10. Links het gebouw Marcanti. Rechts de ingang van de Centrale Markthallen op nummer 4 met op de voorgrond een handelaar met zijn paard en wagen, datum onbekend. Bron: beeldbank Stadsarchief.

http://beeldbank.amsterdam.nl/afbeelding/010009010306

 

Alle rechten voorbehouden

Een paard met kar was geen ongewoon verschijnsel. De Heineken Brouwerijen en Van Gend & Loos vervoerden hun lading met een grote kar, getrokken door twee trekpaarden, de bekende Belgische knollen.

 

Stadhouderskade 78-79. Heineken Brouwerij, met paard en wagen die als reclame door de stad rijdt, datum onbekend. Bron: beeldbank Stadsarchief Amsterdam. <p><a href="http://beeldbank.amsterdam.nl/afbeelding/010122029760">http://beeldbank.amsterdam.nl/afbeelding/010122029760</a></p>

Stadhouderskade 78-79. Heineken Brouwerij, met paard en wagen die als reclame door de stad rijdt, datum onbekend. Bron: beeldbank Stadsarchief Amsterdam.

http://beeldbank.amsterdam.nl/afbeelding/010122029760

Alle rechten voorbehouden
Buiten spelen
De Van Alphenstraat was een rustig straatje. Je kon er ongestoord spelen. Er stond zelden een auto geparkeerd. Je zag ook geen fiets tegen de muur staan. Elke fietsenbezitter zette zijn fiets in de fietsenstalling van de woning in de Elisabeth Wolffstraat. Hoewel we weinig bezaten om mee te spelen, konden we ons goed vermaken. We speelden verstoppertje, diefje met verlos, en in de knikkertijd knikkerden we. Onze knikkers waren geen mooie glazen stuiters, maar balletjes van gebakken aarde. Als je per ongeluk op zo’n knikker trapte, was hij verbrijzeld. Ik had ook een zakje met echte stuiters. Maar die gebruikte ik zelden, want ik verloor meestal met knikkeren. Nee, ik was niet zo goed in spelletjes. Er waren behendige jongens, die de tol een hele tijd draaiende konden houden. Mij lukte dat niet.

Barentszplein Westzijde. Links de Barentszstraat met spelende kinderen, datum onbekend. Bron: beeldbank Stadsarchief Amsterdam. <p><a href="http://beeldbank.amsterdam.nl/afbeelding/OSIM00003002774">http://beeldbank.amsterdam.nl/afbeelding/OSIM00003002774</a></p>

Barentszplein Westzijde. Links de Barentszstraat met spelende kinderen, datum onbekend. Bron: beeldbank Stadsarchief Amsterdam.

http://beeldbank.amsterdam.nl/afbeelding/OSIM00003002774

Alle rechten voorbehouden

Bijna alles kon dienen om mee te spelen. Van een stuk papier vouwden we vliegtuigjes, die een schitterende glijvlucht maakten. Van kartonnen sigarettendoosjes maakten we kaarten, waarmee we jokerden. Je moest natuurlijk wel verschillende sigarettenmerken hebben. Ik heb dat spel alleen maar zien spelen, want ik kon geen lege sigarettendoosjes bemachtigen. Mijn vader rookte alleen sigaren. Bekende sigarettenmerken uit die tijd waren: “Chief Whip”, “Miss Blanche” en “Sweet Caporal”.

We deden een balspel, dat we “kanten” noemden. Je ging bij de trottoirrand staan en dan moest je proberen met een bal de schuine richel van de buitengevel te raken. Als je die richel goed raakte, kwam de bal met een boog terug. Na drie boogballen ging je een eindje verder van de muur staan. Er waren jongens, wat ouder dan ik, die bijna tot het midden van de straat kwamen. Maar die hadden een echte tennisbal.

Pinkelen was een jongensspel, dat gespeeld werd met een houtje, dat aan beide zijden tot een punt was geslepen. Als je met een stok op het puntje sloeg, sprong het houtje omhoog en sloeg je het zover mogelijk weg. Hinkelen en touwtje springen deden we niet. Dat waren meisjesspelletjes. Japie van drie hoog had een Vliegende Hollander, het summum van speeltuig. Het was een vierwielig wagentje, dat via een speciale as en stangen door een hefboom werd voortbewogen. “Vliegende Hollander” was een groot woord voor dit ingenieuze apparaat. Met mijn autoped kwam ik veel vlugger vooruit.

Vondelpark met 2 jongens met vliegende hollander, datum onbekend. Bron: beeldbank Stadsarchief Amsterdam. <p style="margin-bottom:0cm; "><span><span style="font-size:medium; "><a href="http://beeldbank.amsterdam.nl/afbeelding/PRKBB00501000001">http://beeldbank.amsterdam.nl/afbeelding/PRKBB00501000001</a> </span></span></p>
<p> </p>

Vondelpark met 2 jongens met vliegende hollander, datum onbekend. Bron: beeldbank Stadsarchief Amsterdam.

http://beeldbank.amsterdam.nl/afbeelding/PRKBB00501000001

 

Alle rechten voorbehouden

Speelterrein Bilderdijkpark
Op wat oudere leeftijd – ik schat een jaar of acht – verlegden we ons speelterrein naar een zandlandje, gelegen achter het Bilderdijkpark bij de Hugo de Grootgracht. Deze plek van ongeveer tachtig bij honderd meter lag vol met zand en was omheind door een hoog hek met spijlen. Het was bedoeld als kinderspeelplaats, maar een schommel, wip en glijbaan waren er niet.

Speelterrein Bilderdijkpark, datum onbekend. Bron: beeldbank Stadsarchief Amsterdam. <p><a href="http://beeldbank.amsterdam.nl/afbeelding/10009A005450">http://beeldbank.amsterdam.nl/afbeelding/10009A005450</a></p>

Speelterrein Bilderdijkpark, datum onbekend. Bron: beeldbank Stadsarchief Amsterdam.

http://beeldbank.amsterdam.nl/afbeelding/10009A005450

Alle rechten voorbehouden
Het was niets anders dan een grote bak zand. Aan de rand stond het bouwvallige huisje van de opzichter. We vermaakten ons daar wel. Van een oud kleed of laken, dat we met een stuk touw aan de spijlen bevestigden, maakten we een tent. En in die tent richtten we met een paar vriendjes een geheim clubje op. We schreven elkaar briefjes in geheimschrift en we zwoeren elkaar nooit te verraden. We groeven diepe kuilen, tot we het grondwater bereikten. En met een zakmes van een vriendje speelden we landverovertje. En als het mooi weer was, zaten we “lekker lui te wezen” in het zonnetje. Als ik erop terugkijk, was het een goeie tijd.

Klik hier voor een overzicht van alle delen in deze reeks.

 

 

 

Alle rechten voorbehouden

0 keer bekeken

Sjors

Buiten Spelen, de foto

Onder het kopje “Buiten spelen” zie ik een foto van de Zuiderspeeltuin. Dus niet het Barentszsplein. Dat roept herinneringen op.

De Zuiderspeeltuin. Daar heb Ik zelf ook als kind gespeeld. Er was altijd wel een straatfotograaf in de buurt die een foto van je maakte als spelend kind.
Waar woon je, vroeg hij dan. 
Paar dagen later stond hij aan de deur om de afgedrukte kiekjes te verkopen. En met succes, want mijn moeder kocht er dan 1 of 2 om van die man af te zijn. Zonder de straatfotograaf zou ik een deel van mijn jeugd niet kunnen bewijzen. Ik heb aan De Zuiderspeeltuin fijne herinneringen. De beheerder van toen zijn gezicht zie ik zo voor me, maar zijn naam ken ik niet meer. Zijn plichtsgetrouwe hulp heette Babs, met zijn peaky blinders pet op, die vergeet ik nooit. Babs heeft het niet makkelijk gehad. Hij had het down syndrom. Maar dat had toen een andere naam, dat ik als scheldwoord kende. De Zuiderspeeltuin werd gerund door vrijwilligers, maar daar had je toen als kind geen weet van. Ik zie ze bijna allemaal voor me, die koppen. Maar de naam die ik onthouden heb is die van de familie van der Kuilen. Pa was een indrukwekkende kerel die voorzitter van het bestuur was en ook Ma en de overige familieleden draagden hun steentje bij om de kinderen uit de buurt te vermaken, ook op te voeden. 
Door de familie ter Kuilen of van de Kuilen kreeg ik mijn eerste vakantie. Met je vriendjes in de bus naar Nunspeet een week lang weg van huis in een joekel van een tent, in een geleende slaapzak, midden in het bos. En als het donker was stiekem overlopen naar de meiden tent.
Bedankt Zuiderspeeltuin, bedankt Babs, bedankt alle mensen die de speeltuin in de winter omtoverden in een schaatsbaan. En als je geen schaatsen had dan was er altijd wel iemand die je een paar friesedoorlopers uitleende en onderbond. Mooie tijd.