Mijn kinderjaren 1928-1940, deel 6

Auteur: Joop Visbeek
Van Alphenstraat 3

Joop Visbeek (1928) woonde gedurende zijn kinderjaren, tot zijn dertiende, in de Van Alphenstraat in Amsterdam-West. In een aantal delen vertelt hij hoe het leven er in de jaren dertig in Amsterdam uitzag en hoe hij dat als kind heeft ervaren. Opgetekend in 1998.

Familie visbeek. Datum onbekend. Bron: Joop Visbeek.

Familie visbeek. Datum onbekend. Bron: Joop Visbeek.

Alle rechten voorbehouden

Armoede bij vriendjes
En dat we het thuis niet breed hadden, daar had ik eigenlijk weinig last van. Bij mijn vriendjes thuis zag het er armoediger uit. Dat kale vloerkleed bij Frans van As maakte een deprimerende indruk. De vader van Frans was postsorteerder bij de PTT en ze hadden een groot gezin. De moeders van die grote gezinnen zagen er moe en afgetobd uit. Er waren een paar klasgenoten, waar ik liever niet kwam spelen. Alex woonde op Da Costakade drie hoog achter. Een donkere trap zonder loper, vieze luchtjes, een verveloze woning, een bleke moeder met ongekamde haren. Daar voelde ik met niet prettig. De armoe was van Alex’s gezicht te lezen. Hij zag er goor en ongewassen uit.

Ik heb natuurlijk ook het verschil gemerkt met de betrekkelijke welstand van de familie van mijn moeder. Paul en Kees woonden in de Kerkstraat boven de drukkerij. De woonkamer leek in mijn ogen een grote zaal. En ze hadden een elektrische trein, die door de hele kamer reed. En toch kregen mijn broer en ik een keer van Sinterklaas ook een elektrische trein. Let wel: die hadden we van Sinterklaas gekregen. Mijn ouders hadden dat nooit kunnen betalen. Vergeleken met mijn vriendjes had ik geen reden tot klagen. Bennie Schweitzer kreeg met zijn verjaardag een kwartje van zijn vader. Ik kreeg vier doosjes Trix.

Spelen met Trix
Dat kostte heel wat meer. Met Trix heb ik jarenlang fijn gespeeld. Het was een goedkopere versie van mecano: dunne ijzeren staafjes, rondjes en hoekstukken in diverse afmetingen, vol met kleine ronde gaatjes. Met schroefjes en moertjes kon je van alles maken bijvoorbeeld een hijskraan, een brug en een klok, waarvan de wijzers konden draaien. Het moet vochtig geweest zijn in onze woning, want de ijzeren plaatjes gingen gauw roesten. Ik kan me nog herinneren, dat ik op een middag met mijn vader al die staafjes heb schoon geschuurd.

Tante Emma en oom Nico hadden ook een groot huis in de Van Kinsbergenstraat. Er stond daar een grote zwarte piano en een fors eikenhouten bureau met een golvende rolklep. Voor zo’n groot bureau was in onze woning geen ruimte.

Vakantieschool “Licht en Lucht”
In de grote vakantie gingen we naar de vakantieschool. Voorafgegaan door een vaandeldrager en twee trommelaars trokken we onder het zingen van volksliedjes door de Van Reigersbergenstraat naar het onbebouwde terrein tegenover de Markthallen. Daar had onze vakantieschool “Licht en Lucht” binnen een omheining van kippengaas onder een afdak van golfplaten haar kampement opgeslagen. Van die vakantieschool kan ik me weinig leuks herinneren. Ik heb me daar vaak verveeld.

R.K. Vacantieschool 'Licht en Lucht', afdeling 'De Zaaier'. Wandeling vanaf de kerk langs de Rozengracht, 1929. Bron: beeldbank Stadsarchief Amsterdam. <p><a href="http://beeldbank.amsterdam.nl/afbeelding/B00000024269">http://beeldbank.amsterdam.nl/afbeelding/B00000024269</a></p>

R.K. Vacantieschool 'Licht en Lucht', afdeling 'De Zaaier'. Wandeling vanaf de kerk langs de Rozengracht, 1929. Bron: beeldbank Stadsarchief Amsterdam.

http://beeldbank.amsterdam.nl/afbeelding/B00000024269

Alle rechten voorbehouden

Uit logeren
Een enkele keer mocht ik een weekje logeren bij oom Jeroen en tante Anna in Blaricum. Ik moest me daar zelf zien te vermaken. Er waren geen neefjes of nichtjes van mijn leeftijd. En oom Jeroen was al gepensioneerd.

We hebben een keer een weekje met zijn vieren bij oom Antoon en tante Jo gelogeerd. Zij woonden ook in Blaricum op de bovenverdieping van een ouderwets huis. De benedenverdieping met tuin was verhuurd aan een oom van grootmoeders zijde. Oom Antoon was in die jaren werkeloos. Tante Jo nam ons alleen voor het geld te logeren. Het eten was niet best. Oom Antoon keek me al kwaad aan, als ik mijn boterham een beetje te dik met jam smeerde. De behuizing was veel te benauwd. Gelukkig was het vaak mooi weer en hebben we veel gewandeld. Van vader kregen we altijd een ijsje. Maar als oom Antoon een keer een ommetje met ons maakte, kregen we niks, zelfs niet, als ik hem erop attent maakte, dat ginds een ijsman stond.

Klik hier voor een overzicht van alle delen in deze reeks.

 

Alle rechten voorbehouden

0 keer bekeken

Geen reacties

Voeg je reactie toe