Als je het hek van kleuterschool ’t Waterhoentje uitkwam, de Harry Koningsbergerstraat overstak en rechtdoor liep, liep je de Walraven Van Hallweg op. Inderdaad: een weg waar geen auto’s reden.
Op de hoeken met de Harry Koningsbergerstraat en de Wolter Brandligtstraat waren en voor zover ik kan zien, zijn er nu nog, winkel- annex bedrijfspanden. Ik weet niet of er nu nog winkels/bedrijven in zitten. In de jaren vijftig zat er in het pand tegenover de kleuterschool een wol- en fourniturenwinkel. Ik moest daar voor mijn moeder nog eens een pakje stopnaalden kopen.
Die zaak heeft er niet lang gezeten. Daarna vestigde zich daar een timmerman, Piet Zwart. Door ons kinderen werd hij achter zijn rug ‘Zwarte Piet’ genoemd. Ik herinner me nog het geluid van electrisch gereedschap dat je zomers hoorde als van zijn werkplaats de deur en op de kleuterschool de ramen open stonden.
Verderop, op de hoek met de Wolter Brandligtstraat was een kolenhandel. In de schamel ingerichte etalage zag je altijd hetzelfde: zakjes aanmaakhout en schaaltjes met verschillende soorten kolen. Je had eierkolen’ , dat was kolengruis samengeperst tot eivormige bolletjes en je had antraciet. Antraciet was echte steenkool. Dat brandde langer en was dus duurder dan eierkolen. Nu is antraciet alleen nog maar de aanduiding van een kleur. Ook hing er een plaat waarop je een kolenvuur zag met twee handen erboven die zich daaraan warmden.
Die plaat wilde aangeven hoe behagelijk een kolenvuur was.
Dat nam niet weg dat kolen onaantrekkelijke brandstof was: het gaf zwarte stof af en ‘s nachts ging een kolenkachel wel eens uit. Uit of niet, ‘s morgens moest de asla onder het rooster waar de kolen op lagen, geleegd worden en de overblijfselen van de kolen, de sintels uit de kachel worden gehaald. Ik zie nog mijn moeder op haar knieën voor de kachel zitten, ‘s morgens vroeg, terwijl er nergens in huis een warm plekje was (behalve je bed). Geen wonder dat zij halverwege de jaren zestig, zo gauw het mogelijk was, overging op gasverwarming.
Nog verder, op de hoek met de Haspelstraat, als ik me niet vergis, was een fietsenmaker, die uiteraard ook fietsen verkocht. Daar lieten wij onze fietsen repareren. In de werkplaats hing een plaat van Piet Pelle
op zijn Gazelle. En ik herinner me ook een plaat van Joris Driepinter. Joris Driepinter vertelde je dat je drie bekers melk per dag moest drinken. Terwijl ik op mijn fiets stond te wachten probeerde ik te bedenken hoeveel bekers melk ik per dag dronk.
Dit is een aanvulling op het artikel "Weg" van Ruud van Koert over de Walraven van Hallweg, van 21 mei 2006.
Gepubliceerd: 2 januari 2007