Ik ontmoette een geaffecteerde jongeman van zeg 20 jaar, die geen onderdak had. Ik stelde hem voor bij mij op de zolder te komen: naast m’n kamer was er nog veel ruimte, daarin stonden een tafeltennistafel en wat meubilair. Onder andere een mollige bank, goed om op te slapen.
De jongeman ging voor me koken. En dat deed hij uitstekend. Een weekje of wat later liet hij bezoek voor me uit en zei dan dat hij m’n butler was.
Hij had nog een dubbele naam ook.
Na enkele maanden liet hij zich eens uit de hand lezen. De chiromante zei dat hij niet lang meer te leven had. Hij vertrok naar Parijs: hij kende die stad nog niet. Hij wilde die stad zien, voordat hij binnenkort…
Ruim drie maanden later kwam hij weer bij me langs. Hij was in Parijs een dag na aankomst in contact gekomen met een goeroe en had maandenlang naar deze geluisterd. Toen z’n handen gingen vervellen, besloot hij terug naar Amsterdam te gaan. Hij zocht de chiromante weer op en die zei dat z’n handlijnen door die vervelling waren veranderd en dat hij een stuk in de veertig zou worden.
Hij verdween uit m’n leven. Een dertig jaar later kreeg ik een merkwaardig berichtje van een ex-vrouw van hem. Ik belde.
Hij was in Den Haag gaan wonen en had een stamkroeg op de Duinweg, een paar huizen verder woonde hij. Toen hij een stuk in de veertig was, ging hij op een avond uit z’n kroeg naar huis om iets te halen, wat hij wilde laten zien. Hij kwam niet meer terug.
Z’n vervellende handen hadden gelijk gehad.
Karel N.L. Grazell
Amsterdams Stadsdeeldichter Zuideramstel