Het eerste dat mij opvalt is de overweldigende hoeveelheid wilde bloemen langs het fietspad; wit, geel, blauw, distels, rietpluimen. Teveel om op te noemen.
De hordes langsrazende wielrenners van de begin-coronatijd zijn zeker allemaal met vakantie of weer gewoon aan het werk op kantoor met anderhalve meter afstand. Een enkele komt mij met een flinke boog voorbij. Wat een ruimte!
Bij DWS is ook weer meer voetbaljeugd fanatiek aan het trainen.
‘Hé kijk’, zeg ik tegen mijzelf, want niemand verder in de buurt: ‘de oversteek van de parkeerplaats bij de velden naar de Catharinakerk aan de Eliasstraat is klaar en ligt er glad rood geasfalteerd spiksplinternieuw bij, mét zebrapad én verkeerslichten.
Mooi, hoef ik straks terug niet een stuk langs de weg te lopen. En hopen dat het snelheid verminderend werkt.
Het dik uitgegroeide groen bij De Bretten dempt het geluid van de vernieuwde N200 tot licht geruis en het omhoog geschoten riet onttrekt de volkstuinhuisjes bijna helemaal aan het zicht.
De met houten speeltoestellen uitgeruste speelplek verderop bij Geuzenveld is leeg.
Zijn alle kindjes en hun vaders en moeders ook met vakantie? Er zit ettelijke meters verder een man een boek te lezen en een eerst druk telefonerend jong stel zoekt een stil plekje in de hoek van het terrein.
Ik kies een bank uit om het meegenomen deel Volkskrant te lezen.
De trein richting Haarlem, en misschien door naar het drukke Zandvoortse strand, doorkruist het landschap. Denk erom: daarin wel mondkapje op als je mee wil. Ik blijf liever hier in de zon en de frisse buitenlucht van groen Nieuw West.