Zomervakantie
Toen we nog in Osdorp woonden gingen we niet naar het buitenland met vakantie. Daar was geen geld voor. We gingen naar het strand van Bloemendaal, of naar zwembad de Sijsjesberg in Huizen en soms ook naar het IJsselmeer bij Muiderberg.
Als peuter kwam ik, met een dubbele longontsteking en alle complicaties die er konden zijn, voor zes weken in het Emma Kinderziekenhuis terecht. Daarna werd mijn ouders geadviseerd om vooral veel met mij naar zee te gaan. Gelukkig hadden tante Rietje en ome Ko Zijp een huisje aan het strand van Katwijk en waren we daar altijd welkom. Maar de mooiste ervaring bleef toch wel de kustreis meevaren op de Randfontein, één van de schepen van KNSM waar mijn vader werkte.
De eerste jaren die ik me kan herinneren, toen we nog geen auto hadden, gingen we op de fiets naar Bloemendaal. Hoe mijn ouders alle spullen versleepten op de fiets met allebei een kind achterop ... geen idee. Maar er gingen twee luchtbedden, een koeltas, een weekendtas, een windscherm en speelgoed mee. Al vroeg werden mijn broer en ik naar de Osdorperban gestuurd om daar bij bakker Immink vers brood te halen. En bij Schrama een pakje Roxy. Dan maakte mijn vader in een thermoskan limonade van siroop met een hele berg ijsblokjes en mijn moeder maakte luxe sandwiches met pindakaas, kokommer, en gebakken ei. Eenmaal op het strand werden dat natuurlijk de bekende zandwiches ... en o wat smaakte dat geweldig op zo'n dag.
Voor mij gingen er zes variaties van een bikini of en badpak mee. Ik had een bloedhekel aan natte kleding aan mijn lijf dus iedere keer als ik in het water was geweest dan was het omkleden geblazen. Tot mijn moeder badjasjes voor ons maakte en terwijl mijn bikini aan de lijn van het windscherm te drogen hing, aten wij onze zandwiches gehuld in fleurig gestreepte badstof jasjes.
Omdat ik in die tijd wat ondernemender was dan mijn broer (later is dat heel erg veranderd) kwam ik nog al eens in de problemen. Zodra 'we zaten' en alles geïnstalleerd was, zei mijn vader: "Maud, we zitten bij het rode windscherm". En omdat toen mijn wereld nog niet veel groter was dan de plek waar we ons bevonden, prentte ik dat goed in mijn hoofd. Rood windscherm! Maar eenmaal afgedwaald naar de branding en op onderzoek uitgegaan naar kwallen, krabbetjes en garnalen zijn er dan, als je je omdraait ineens heel veel rode windschermen op dat hele grote strand waar ergens jullie plekje ooit was. Mijn ouders hebben ooit overwogen om naast de politiepost te gaan zitten, dan was ik sneller weer terug.
Na zo'n dag trapten mijn ouders dan weer dat hele eind terug naar de Notweg met mijn broer en mij slapend achterop. Hij in een blauw zitje (van de Veba) met zijn hoofd tegen de rug van mijn vader en ik in een rood zitje (uiteraard ook van Veba) met mijn hoofd tegen de rug van mijn moeder. Dan gingen we in het lavet in bad om alle zand en zout af te spoelen en als toefje op de taart van die dag gingen we dan eten bij Dirk III op Tussenmeer. Patat met appelmoes en knakworstjes en als toetje een ijsje met zo'n stokje met een aapje aan een elastiekje.
Gelukkig kregen we al snel een auto. Een volkswagen Kever, met zo'n klein raampje en van die uitklap richtingaanwijzers. Hij was al oud toen wij hem kregen en het weekend voordat hij naar de sloop ging zijn we ermee gaan crossen op de Lage Vuursche. Met zijn onbestemde groen/bruine kleur zag hij er niet uit maar wat hebben we plezier gehad van die auto. Kevers hebben de motor achterin, en voorin de kofferbak. Maar omdat die neus rond is zat daar weinig ruimte. Gelukkig was er wel ruimte voor stretchers, zodat mijn ouders eindelijk luxe konden zitten en liggen op het strand. De luchtbedden werden voor ons om op te liggen en mee te spelen in het water. Die luchtbedden waren van dik rubber, boven oranje en onder blauw, of andersom, en zo stevig dat ze nog jarenlang zijn meegegaan met onze vakanties naar Spanje. Lekker veel gewicht in het vliegtuig. De rest van de spullen die meegingen naar het strand werden in de ruimte achter de achterbank van de Kever gestopt. Wij noemden dat de kattenbak, en als er geen spullen te vervoeren waren kropen mijn broer en ik daarin.
Met die auto werd het ook wat makkelijker om verder weg te gaan. Naar zwembad de Sijsjesberg in Huizen, waar onze oudtante To woonde. De Sijsjesberg is een prachtig zwembad middenin het bos. En je kon er wagenwiel grote dennenkoeken kopen. Mijn broer sprong er met gemak van 'de hoge' maar ik met mijn toen al hoogtevrees bleef liever op het kantje.
In die tijd kregen we een rubberboot. De Apollo V. Laatst hoorde ik van een buurjongen uit die tijd dat je die kon sparen van AH zegels. Zou kunnen, zelf weet ik dat niet meer. Ik weet nog wel dat we, ook in die tijd, een skippybal kregen die we bij elkaar spaarden van Shell zegels? Of Fina zegels? Na die oude Kever kwamen er nog twee. Een wit tweede handsje met sierbumpers, die we Hare Majesteit noemden omdat het kenteken begon met HM en nog weer later een nieuwe, ook witte Kever. Mijn vader tankte voornamelijk Fina, omdat di zo lekker dichtbij op de Notweg zat. Met die boot voeren we over de Osdorpergracht de hoek om bij Hoekenes naar de molen richting Geuzenveld. Ter hoogte van Hoekenes zijn we een keer overboord gesprongen omdat er een zwaan dreigend blazend en met zijn vleugels slaand op ons afkwam. Die aktie heeft mij een flinke difterie en ziekte van Pfeiffer opgeleverd. Op de Sloterplas mochten we niet met die boot, dat vonden mijn ouders te gevaarlijk.
Nadat we uit Amsterdam verhuisd waren gingen we ieder jaar naar Spanje met vakantie. Met het vliegtuig naar het Zuiden. De boot hebben we een keer meegenomen en daar gegeven aan de kinderen van de strandtenthouder waar we altijd zaten. Maar eerlijk gezegd ... van alle vakanties naar de stranden van Europa, vond ik die van Bloemendaal toch de mooiste.