In het eerste deel van ‘Buitenspelen’ schreef ik over allerlei buitenspelen in de zomer of bij mooi weer. In onze kinderrijke buurt speelden we altijd buiten, zodra de school uit ging en bij mooi weer ook nog na etenstijd. Ik kan mij niet herinneren ooit binnen gezeten te hebben, behalve bij regen. Tot op de huidige dag kan ik niet een hele dag binnen zitten. In die tijd verzonnen we samen allerlei activiteiten en spelletjes.
Van een oude bloempot van rood aardewerk gebruikten we een scherf als krijt om een hinkelbaan op de stoeptegels te maken. Er werden kruisen op diverse stoeptegels gekrijt. Daar moest je dan op zien te komen zonder op een blanke tegel te komen, want dan was je ‘af’ en moest je overnieuw beginnen. Degene die het eerst probleemloos het parcours had afgelegd had gewonnen.
Ook touwtjespringen was populair, niet alleen bij meisjes. Ook de jongens deden mee. Aan weerskanten van een heel lang touw stonden twee ‘draaiers’ die het touw rond lieten draaien. In een lange rij stonden alle kinderen achter elkaar en ieder probeerde,z onder haperen achter elkaar aan door de bocht heen te springen,d at noemden we ‘volgen’. Degene die het touw raakte moest de ‘draaier’ vervangen. Daar hoorden ook liedjes bij die we tijdens het springen zongen.
Mijn broer en zijn vriendje hadden van oud hout ieder een ‘kar‘ gemaakt, voorzien van een stuur en wielen van een autoped, ‘step’ en reden daarmee door de buurt. Ook deden we Bokkiespringen, met een hele rij kinderen dicht naast elkaar en één van ons moest in één keer over die hele rij springen, waarbij de kreet klonk: ”Kop in”.
De tijd dat rolschaatsen populair werd brak aan. Aan het eind van de Sam van Houtenstraat,in de Jan van Duivenvoordestraat voor het dijklichaam naar het Lambertus Zijlplein, kwam een rolschaatsbaan met asfalt en klimrekken.
’s Winters werd er op de Albardagracht geschaatst. Wij konden de schaatsen thuis onderbinden en liepen dan vanuit huis over de bevroren stoep met de schaatsen ondergebonden naar de gracht. Mijn broer, zusje en ik leerden daar schaatsen, eerst op zogenaamde ‘klompjes’ en Friese doorlopers met oranje bandjes die altijd los lieten, later op hockeyschaatsen.
Oudere jongens uit de straat hadden bij strenge winters het grasveld achter ons huis (Colijnstraat) ‘s nachts onder water gezet en veranderd in een ijsbaan, waar schaatswedstrijden werden gehouden.
Sleetje rijden vanaf het dijklichaam voor Lambertus Zijlplein en dijklichaam bij Burgemeester Röellstraat richting Lodewijk van Deysselstraat.
Kortom … een heerlijke jeugd.