"Mijn socialistisch georiënteerde ouders wilde niet dat ik naar een katholieke kleuterschool toe zou gaan. Het was de tijd van de verzuiling en dus las iedere zuil zijn eigen krant, had zijn eigen tv gids en sloot zich aan bij zijn eigen woningbouwvereniging en vakbond. Bij ons thuis lag het Parool en de Varagids en we waren lid van de Algemene Woningbouwvereniging en mijn vader van de NVV. De verschillende zuilen leefden langs elkaar heen. Het gevolg was dat ik mezelf moest gaan vermaken, en dat deed ik op de bouwplaats van de rijtjeshuizen aan de Willem van Hembyzestraat. De bouwvakkers vonden het wel grappig, zo'n klein jochie aan de wandel. Ze gaven me een hamer en spijkers en van hun afvalhout en enkele plaatjes betonplex heb ik een poppenhuis voor mijn tweelingzus gemaakt en bootjes voor mezelf. Uiteraard was het resultaat schots en scheef, maar in mijn kinderogen was het vreselijk mooi.”
“Aan het eind van iedere week gaven de bouwvakkers me een loonstrookje en een paar dubbeltjes. Toen ik iets ouder was speelde ik in de polder of ging ik naar de ringspoordijk met mijn vriendjes. In de zomer groeven we daar gaten, in de winter reden we op ons sleetje en op lagere schoolleeftijd werd daar gezoend. Ik heb nog een ‘schat’ begraven in het dijklichaam bij het Lambertus Zijlplein, en een heuse kaart getekend met ‘zoveel stappen van de lantaarnpaal en zoveel stappen van het viaduct en bij X ligt de schat’. Deze kaart had ik goed verborgen in de holle pijp van mijn bed, afgesloten door een plastic dop, maar mijn zus heeft deze verstopplaats toch gevonden! Toen men 30 jaar later tram 13 door ging trekken, kreeg ik deze flashback en realiseerde me dat daardoor ook mijn schat van vroeger weg was.”
Gepubliceerd: 2 oktober 2007