“Stolk is m’n echte achternaam. Ze noemen me Jan Wortel omdat ik veel wortels verkoop. Zo simpel is het. Ik lever al zo’n vijfentwintig jaar wortels aan manege Geuzeneiland. Dan krijg je al snel zo’n bijnaam, hè. Of ik van wortels houd? Nee. Geef mij maar bieten. Gare bieten. Maar die bijnaam vind ik wel goed, hoor. Ik verkóop toch ook groente! En fruit en ook zuur. Van Kesbeke, dat is een kennis van me. Ik koop het in voor een euro en verkoop het voor dezelfde prijs. Ach, dat doe ik voor de gein. Ik heb lol in mijn werk. Als klein jongetje wist ik al dat ik later op de markt wilde staan. Ik weet niet waar dat vandaan kwam; het zat niet in de familie. Ik denk de omgang met mensen, dat dat het is wat me aantrok. En dus stond ik met tien, twaalf jaar na schooltijd al bij ouwe Willem en verkocht ik zo twee pallets aardbeien in m’n eentje. Ik was een brutaal kereltje. Ha, dat ben ik nog ja. Vraag maar aan de klanten, sommigen kennen me al zo lang. Ik sta hier sinds dag één van deze markt. Eerst aan de zijkant; dat gebouw waar nu de Aldi zit was er toen nog niet. Nu sta ik op de hoek, vlakbij de Etos. Het is de beste plek op deze markt, maar ik ben dan ook de langstzittende hier en dus nummer één op de lijst. En ik ben de goedkoopste. Kijk maar, het staat op mijn auto: ‘Geen geouwehoer, het goedkoopste koop je bij Jan de Groenteboer’. In deze buurt moet je wel goedkoop zijn. De mensen hebben al genoeg zorgen. Ze willen aan alles meedoen, dus dan blijft er weinig over. Ik geef veel voor een prikkie weg. De laatste drie voor een euro bijvoorbeeld. Hebben we er allebei nog wat aan. De mensen zijn veranderd door de jaren heen. Dan moet je je eigen gewoon aanpassen, hè. Doen wat zij willen. Vandaag de dag willen mensen hun groente en fruit zelf pakken. Nou, dat vind ik dan best. En ze willen paprika en aubergine en dat soort groente. Nou, dan regel ik dat toch. Dat werkt hier prima. Alleen hadden ze het plein toen moeten asfalteren. Maar nee, ze hebben tegels neergelegd. Die zijn zo ongelijk als de pleuris. Nou ja, ik sta hier nog zeven jaar, dan schei ik er echt mee uit. Ik word Gallisch van dat uitladen, opbouwen, afbreken. Maar het werk is lekker. Je bent vrij, hebt geen baas achter je. Ik mag zelf uitmaken welke kant ik oploop. Zelf bepalen wat ik doe en waar ik sta. En dat is hier op de hoek, vlakbij de Etos dus. De beste plek op Plein ’40-’45.”
Gepubliceerd: 3 september 2008