Deze groep bracht ook reuring en sfeer in de straat, want je had ook de bakker, de melkboer en de groenteman in de straat, maar die hadden hun eigen wijk met vaste klanten. De straatventers daarentegen niet.
Zoals de 'verse waarman' Op z’n kar had hij dierlijk slachtafval. Bij mijn vrouw thuis hadden ze een Hazewindhond, nou die rook de kar al van verre aankomen. Uiteraard werd er een stuk verse waar gekocht, de hond was toch niet te houden. Het is net zo erg als een kind dat in de winkel mooie snoepjes ziet liggen en net zo lang zeurt tot ie wat krijgt. Natuurlijk liepen er ook enige honden met de kar mee, totdat ze een stuk van de maag kregen.
Dan de man met de hoedendozen, zo om hem heen gedrapeerd dat je de man amper zag, maar je hoorde hem wel: 'Hoedendozen in alle maten voor grote en kleine hoeden!'
Deze kreet enige keren achter elkaar. Ja, de (dure) hoeden werden vroeger in dozen bewaard.
En de Mosselman, die kwam meestal als het donker werd. Een carbidlamp hing boven een grote berg mosselen. De klanten kwamen met grote pannen naar de kar, 3 tot 4 kilo mosselen kopen. Als ze gekookt waren bleef er kilo’s minder over, vanwege het vele afval; de doppen, maar ook lege doppen en krabbetjes zaten er tussen.
Daarom juist dat die koopman 's avonds kwam, dan zig je dat niet allemaal.
Ook hadden we nog de scharen- en messenslijper. Via een groot vliegwiel, dat met de voet aan de gang gehouden werd, werd de slijp- en wetsteen aan het draaien gezet.
Na de Kerstdagen kwam de opkoper van hazen- en konijnenvellen door de straten. "Wie heeft er nog hazen- en konijnenvellen, ik geef de hoogste waarde voor Uw vellen!" Over z’n schouder droeg hij een stok met daar aan hangend enige huidjes die hij al had opgekocht.
Al deze personen gaven ook een bepaalde sfeer in de straten.
Gepubliceerd: 8 juli 2008