Toen Fred Fontijn 'Herinneringenvan een oud diender nr. 4' las, deed dat hem denken aan een gebeurtenis waarbij de politie wel op moest treden tegen de jeugd en die jeugd was hij.
In 2006 schreef Fred hierover een column in een plaatselijke krant in Drenthe. Hieronder kunt u die lezen.
Luilak op De Rijpgracht
'Luilak, beddenzak, staat voor negen uur niet op. Negen uur of halftien, heb ik die luilak niet gezien.' Zo luidde ongeveer het versje, dat op de zaterdagmorgen voor Pinkster naar laatkomers werd geroepen. Het was de nacht waar ieder Noord-Hollands kind, dus ook de Amsterdamse jeugd, naar uitkeek. Een nacht dat je over straat mocht zwalken en veel lawaai moest maken. Zelf deed ik daar slechts één keer aan mee, terwijl vroeg opstaan mij geen moeite kost. Verscheidene jaren sprak ik met mijn vader af, dat hij me om een uur of zes zou roepen. Eenmaal op keek ik dan vanuit de huiskamer op twee hoog, met de gordijnen voorzichtig een beetje opzij, stiekem naar buiten. Misschien was ik wel de eerste! Natuurlijk niet, er waren al tallozen mij voor. Dat deed mij dan besluiten dat het wel erg koud was en het in bed toch een stuk aangenamer was. Weer een verloren jaar.
Om aan het versje van hierboven te ontlopen, bleef ik dan tot een uur of twaalf in huis. De anderen waren dan al te moe, om me dat nog na te roepen of ze lagen alweer in bed. Tot dat ene jaar, een jaar dat ik ook al heel stoer was begonnen, ik was toen een jaar of elf (1955) schat ik. Met oud en nieuw had ik van mijn spaarcentjes een aantal 'bommetjes' gekocht. Tegenwoordig worden deze dingen 'strijker' genoemd, toen 'bommetje'. Zes waren het er, niet meer. Ik voelde me heel stoer, want in plaats van op de waranda met deksels en stoffer en blik lawaai te gaan maken, ging ik nu met mijn 'bommetjes' en een doosje lucifers de hele buurt versteld doen staan met mijn 'donderslagen'. Dit keer dus zo snel mogelijk naar buiten en daar stak ik achter elkaar vijf van de zes 'bommetjes' aan rende een stuk opzij, 'boem', daar gingen ze. Toen kregen de eenzaamheid en kou me te pakken, ik ging weer naar boven, ondanks dat er nog één over was.
De dag voor luilak zag ik dit overgebleven 'bommetje' in het melkkannetje in de keuken liggen en ik was vastberaden om deze keer vroeg op te staan en het te gebruiken. Het lukte om vijf uur uit mijn bed te komen en deze keer niet naar buiten te kijken, 'bommetje' en lucifers mee, op naar eeuwige roem. Buitengekomen kwam er al direct, van de overkant van De Rijpgracht, een stel herrieschoppers me tegemoet, hooghartig negeerde ik dit keer het versje. Haalde de ultieme lawaaimaker uit mijn zak, liet deze met een grote grijns op mijn gezicht aan de omstanders zien. Onmiddellijk was iedereen stil en dacht mee hoe we dit buitenkansje optimaal zouden kunnen gebruiken, er was er één die wel wat wist. Een vaste grap met 'luilak' was om de deurknoppen met een touw aan elkaar te binden en dan aan te bellen, humor toch?
Om dit te voorkomen had een slimme bewoner de knop tijdelijk verwijderd. Zo was er een gaatje ontstaan net groot genoeg om mijn 'bommetje' in te stoppen. Zo gezegd zo gedaan. Even sputterde het lontje tegen, maar toen kwam er een oorverdovende knal. Wat mijn vader, liggend in bed, de volgende woorden ontlokte: 'Daar gaat Freddie’s bommetje'. En zo was het. Een deurplaatje bleek dertig meter verderop, vlak achter de haringkar te liggen en de massief eikenhouten deur bleek van onder tot boven gespleten. Weg wezen was het devies, na een korte stilte van verbazing over die harde knal. Bij terugkomst was er een agent aanwezig en werd ik 'opgebracht' naar het bureau op de Admiraal de Ruyterweg, mijn vader kwam me later halen. Door deze 'bomaanslag' leerde ik het hoofdbureau van politie kennen en daar zal ik nu nog steeds wel als crimineel te boek staan. Het is maar dat u het weet.
Gepubliceerd: 17 juli 2008
Lees ook de verhalen van de oudgediende diender.
En meer lezen over deze buurt? Klik hier voor 'Landlust', een deel van Bos en Lommer.
1631 keer bekeken