Padvinden of niet (6)

Geuzenveld

"Dat dacht je, …loop maar even mee", zei Ruud, de zoon van slager Blommesteijn toen ik dacht klaar te zijn met het Heitje-voor-een-Karweitje.

Een welp klaar voor het afleggen van de eed. (Saillant detail zijn de groene kwastjes onder de boord van de kousen.) Foto: Jan van Zijp, 1960

Een welp klaar voor het afleggen van de eed. (Saillant detail zijn de groene kwastjes onder de boord van de kousen.) Foto: Jan van Zijp, 1960

Alle rechten voorbehouden
Een blok te ver

Ik werd meegetroond achter de toonbank, waar een heel groot en zeer indrukwekkend hakblok stond. Ruud drukte me een grote borstel met stalen pennen eraan in de handen en zei, “dit blok moet helemaal schoongeschraapt worden, er mag geen stukje vlees of bloed meer te zien zijn, lukt je dat denk je?” Ik was een padvinder, dus mij lukt alles dacht ik. Nou lieve mensen als jochie van twaalf kan ik U wel vertellen …
Dat lukt dus NIET! Na zeker 20 minuten als een gek te hebben staan schrapen, was het resultaat van dien aard dat ik alle vuil op het blok alleen maar had verplaatst en dieper in het hout had weten te krijgen. Hijgend stond ik op een gegeven moment wat uit te rusten en het resultaat wat mismoedig te bekijken, toen ik achter me Ruud hoorde grinniken, '" 't gaat niet hé?" Hij wist natuurlijk allang dat me dat nooit zou lukken, want er was veel kracht voor nodig, maar hij en de Slager (zo noemde ik slager Blommesteijn zelf, al vanaf dat ik een klein kind was) hadden dit grapje bedacht om bij mij toch wat zweet te laten vloeien. Er werd hartelijk door de beide heren om gelachen en door mezelf iets minder uitbundig, maar toch. Enfin na het verorberen van een lekker stuk leverworst, het verkrijgen van een heitje en handtekening vertrok ik met de door mij al jaren gebruikte woorden “dag slager, dag Ruud”, waarop Ruud met een knipoog de deur lachend achter me op slot deed.

Padvinderseed

De leukste klus vond ik het wassen van auto’s. Dat wil zeggen als je tenminste niet werd 'betrapt' door de jongens die dit als zaterdagbijverdienste deden en voor elke gewassen auto een rijksdaalder kregen. Ik was trouwens, en dit even ter mijn verdediging, toen niet zo’n doetje als mijn ouders misschien dachten en wist mijn autowaskarweitje altijd wel met verve te verdedigen, ik werd later dan ook met rust gelaten. Er waren ook soms wel mensen die me wat extra geld wilden toestoppen voor mezelf, maar eerlijk als ik was en de padvinderseed indachtig weigerde ik dat categorisch. Overigens hoorde ik later dat de sommige andere padvinders daar maling aan hadden en daarmee een leuk zakcentje verdienden ,verdorie.
Nee, ‘n Heitje voor een Karweitje was niet iets waar ik jubelend naar uitkeek.

Wordt vervolgd.


Lees ook deel 1, deel 2, deel 3, deel 4 en deel 5 van Padvinden of niet.

Alle rechten voorbehouden

626 keer bekeken

Geen reacties

Voeg je reactie toe