“Brood is dood, het is feest in de stad."
Ik liep gisteren langs het Hilton Hotel aan de Apollolaan en keek als vanzelf naar boven. "Jezus wat hoog!"
Vermoeide helden
Herman Brood, zanger/schilder/levenskunstenaar, ook door mij bewonderd om zijn doorleefde rechttoe rechtaan rock ’n roll, stortte zich 5 jaar geleden van dat dak. Moed? Een bewuste keuze? Onmacht? Wekenlang was de Nederlandse pop- en rock scene in touw om hem te eren. Een eigen Jim Morrison. Ik zag Herman zo’n zeventien jaar geleden wel eens bij Loetje, een cafe in de Johannes Vermeerstraat waar we na afloop van een korfbaltraining in een nabijgelegen gymlokaal een biertje dronken. Hij zag ons niet. Zijn ogen leken in het niets te staren.
Maar goed. Ik denk terug aan toen ik diezelfde zomer op weg was naar PC Westgaarde in Osdorp. Het is benauwd warm. De smetteloze oprit van het complex is vanaf het ingangshek strak groen omzoomd en eindeloos lang.
Een bord verzoekt de bezoeker stapvoets te rijden, alsof het definitieve einde nog wat moet worden uitgesteld. Achter de parkeerplaats staat een vierkant witgrijs gebouw, een kille begrafenisfabriek.
Door de glazen hal loop ik het gebouw binnen. Aircokou. Huivering.
We nemen afscheid van mijn neef. Hij werd 36 jaar. Twaalf mensen met betraand gezicht kijken me aan en knikken me bemoedigend toe. Onze namen passen op twee bladzijden van het condoleanceregister. De uitvaartbegeleidster vraagt gehaast of iedereen die wordt verwacht aanwezig is. ‘Kunnen we nog even wachten?’ vraag ik. De vrouw kijkt op haar horloge. ‘Nou, nog heel even dan’, antwoordt ze, terwijl haar blik nerveus door de wachtruimte dwaalt. ‘Ehhhh, is er nog iemand die wil spreken?’ Haar ogen verraden dat ze hoopt van niet. Er wacht alweer een volgende klant. Niemand reageert. Ik aarzel, maar weet bij God niet wat ik zal moeten zeggen. Ik heb m’n neef nauwelijks echt gekend. De laatste keer dat ik hem zag was zo’n vijftien jaar geleden op deze zelfde plek. Hij hees zijn uitgeteerde lichaam licht voorover gebogen uit de auto. Een vlassig jongenssnorretje gaf zijn grauwe gelaat nog enige kleur.
Dat hij geleden heeft en dat het maar beter is zo, is misschien wel waar, maar wie heeft daar wat aan. Ik schud mijn hoofd naar de uitvaartbegeleidster, wat voor haar het sein is om ons de crematiezaal in te drijven. Wanneer de laatste tonen van de gepaste muziek wegsterven zegt ze met een stem als een antwoordapparaat: ‘De familie heeft mij gevraagd u te bedanken voor uw aanwezigheid. Wilt u mij maar volgen’. Ik zie dat ze het van een papiertje leest. Met koffie en cake worden de huilbuien van enkele familieleden opnieuw gevoed.
Ik kijk nogmaals langs de gevel van het Hilton omhoog alsof ik de niet bestaande film van Brood’s sprong terug wil draaien en slik een denkbeeldig brokje droge cake weg.
De hele serie verhalen van Ruud vindt u hier: Ruud's Rondje
Gepubliceerd: 30 november 2006
3081 keer bekeken