De middenstand
In onze straat zat een bakker, Loo Verboom, en daar tegenover een rijwielstalling gedreven door de weduwe Kater, want de fiets was voor de buurtbewoners nog het favoriete vervoermiddel. Daar mocht je ook voor een dubbeltje telefoneren (vrijwel niemand had nog een telefoon en cellen waren in onze buurt ook schaars) en voor noodgevallen had de weduwe een voorraadje gasmuntjes (lichtmuntjes waren te duur, dan maar een nachtje in het donker).
Op De Rijpgracht, waar onze straat op uit kwam, zat op de hoek van de Joris van Andringastraat, groenteboer Dop, en op de hoek van de Gerard Callenburgstraat slager Bakker. Aan de andere kant van het blok, in de Tjerk Hiddes de Vriesstraat, zat melkboer Snoek (meestal voor Lut uitgemaakt, niet als scheldnaam maar omdat zijn winkel deel uitmaakte van de “coöperatieve zuivelcentrale Lutjebroek”) en een kruidenier, de HaKa, later Coöp. Aan het einde van de Jan den Haenstraat zaten aan een plantsoen in de Karel Doormanstraat nog een melkboer, Vlugh, een bakker, Westerhuis, en drogist Koedijk. “In den beginne” kwam ook nog een bakker van de Coöp met een handkar langs de deur. Later werd ik voor een halfje wit op pad gestuurd naar Westerhuis. Als ik mazzel had mocht ik er voor vijf cent een krentenbol bij kopen.
Losse melk en dubbelgestoomde
Ook Snoek kwam langs de deur met een bakfiets waarop een melkbus waar je een (half) litertje “losse” in de melkkoker of steelpan kon laten tappen en wat kratjes met flessen “dubbelgestoomde”, yoghurt, vla en pap. In zijn winkel stond zijn vrouw en later ook dochter Gerrie de onsjes kaas met de hand in dunne plakjes af te snijden.
Bij Dop kocht mijn moeder niet. Ik weet niet waarom maar vaag staat me bij dat het iets met de oorlog te maken had. Wel keek ik altijd met belangstelling naar zijn bejaarde groene vrachtautootje want hij was geloof ik de enige die gemotoriseerd was en zelf zijn groenten ophaalde bij de nabij gelegen centrale Markthallen.
Zachte zeep en koffiebonen uit de muur
Bij Koedijk kocht je petroleum die uit een tank in de kelder werd opgepompt ten behoeve van het in elk huishouden onmisbare oliestel. Veder verkocht hij “zachte” zeep uit een vat en blokken Sunlightzeep en zakjes Reckitts blauw voor de was. Bij de HaKa kocht je losse koffiebonen “uit de muur” en peulvruchten uit een jute zak die in een puntzak werden afgewogen.
Voor een visje (harinkie) kon je terecht bij de stal van Haantje in De Rijpstraat. Daar zat ook nog een groenteboer, van de Baarsjes.
Koopgoot Jan van Galenstraat
En als dat allemaal nog niet genoeg was dan liep je naar de plaatselijke koopgoot, de Jan van Galenstraat, waar onder andere De Gruyter en Simon de Wit hun nering dreven. Daar moest ik ook heen voor opticien Winnubst want ik was al vroeg aan de bril. Bij Buma kocht je garen en band en Ligthart vervulde al je toenmalige “life style” wensen. En als je eens gek wilde doen dan kon je toen ook al Chinees eten halen (zelf pannetje meenemen!) bij Wah Do op de hoek van de Bestevaerstraat.
Wekelijks ging mijn moeder op hamstertocht naar de Ten Katemarkt voor tweede keus groenten en fruit ("t zit allenig in de schil wijffie…!") en sporadisch ging ze met haar schoonzus “stadten” (C&A, V&D, de Bijenkorf etc). Op de ambulante handel kom ik apart terug. Dat is wat ik me van de middenstand herinner.
Klik hier voor deel 1
Klik hier voor deel 3
Klik hier voor deel 4
Klik hier voor deel 5
Klik hier voor deel 6
Klik hier voor deel 7
Klik hier voor deel 8
Klik hier voor deel 9
Klik hier voor deel 10