Pierement
Een wekelijks hoogtepuntje was de komst van het pierement. Door drie mannen werd het gevaarte van G. Perlee dat op een soort handkar stond de straat in geduwd en daarna op een houtje blokje verankerd. Dan legde een van de mannen een geperforeerd boek in het mechaniek en nam het wiel in de hand (niks motortje!) en draaide een paar gemakkelijk in het gehoor liggende moppen muziek terwijl zijn twee kompanen langs de huizen gingen om de uit de ramen geworpen stuivers en centen in de pet op te vangen. Tegen een geringe meerprijs kon op je verjaardag het “lang zal hij/zij leven” worden gedraaid. Bij het orgel dansen deden we niet. We waren ten slotte een nette buurt. Dat was meer voor de Jordaan. Maar menig huisvrouw neuriede toch zachtjes met de deuntjes van het orgel mee.
Voorjaarsschoonmaak
Verder dienden de brede stoepen ons als speelplaats en huisvrouwen als plek om hun matjes en traplopers te kloppen. Of om tijdens de grote voorjaarsschoonmaak (deden vrouwen toen nog!!) de kussens en gordijnen te luchten. Maar niet voor negenen, want dat was in strijd met de politieverordening. Dus als er een “kip” de straat in kwam, opruimen die handel of straffe van een bekeuring. De “poetser” hield, uiteraard tegen betaling, gewapend met een flesje Brasso de koperen deurknoppen en bellen in glimmende conditie.
Vrijwel geen auto's in de straat
De straten waren nog grotendeels autovrij. Ik herinner me een meneer Cortel die ergens in het midden van de straat woonde en voor zijn werk als handelsreiziger een grijze Opel record voor de deur had staan waar wij als jongetjes met jaloerse blikken naar keken. Want autobezit was een pure luxe in die tijd. Misschien stonden er nog wel een paar auto’s maar het merendeel van de Jan den Haeners bewoog zich per rijwiel dat ’s avonds tegen afgifte van een houten plaatje asiel vond in de stalling van mevrouw Kater waar ik eerder over schreef. Zelf bezat ik een autoped op luchtbanden gekocht bij… mevrouw Kater! En er was, zoals gezegd, voldoende speelruimte voor de jeugd.
Spelletjes
Op straat speelden we spelletjes waaraan veel fantasie en weinig dure hulpmiddelen te pas kwamen. Natuurlijk werd er gevoetbald. En sneuvelde er daarbij incidenteel een ruit dan had je de poppen aan het dansen. Populair was ook het knikkeren. Met glazen knikkers, uppies of karbonkels, die in de speelgoedwinkel te koop waren. Of, als je daar geen geld voor had, kalken dotten of stalen kogels uit een lager waarvan de wisselkoers per dag werd bepaald. Voor het spel werd tussen de straattegels en een muur met de vingers een gootje (potje) gedolven. Meer was niet nodig. Ook tollen was in. Met een peervormige houten priktol waarom een touwtje werd gewonden waarna hij onder de bezwering “koper slagen vuur en vlam, wie het langste tollen kan” werd weggeworpen. En dan maar kijken wiens tol het langste bleef draaien. Ik had die slag niet te pakken en behielp me met een soort houten paddenstoel die in een putdeksel of tussen een paar tegels werd geplant om er vervolgens met een zweepje van langs te krijgen.
Verder hoepelden we (met oude fietswielen) en deden de meisjes aan touwtje springen. Een enkeling was handig met de diabolo. Een op de straat getekende hinkelbaan was weer voor beide seksen geschikt. Tekenen met stoepkrijt op straat was trouwens een vermaak op zich, tot ergernis van de huisvrouwen in de benedenhuizen die ’s avonds met een bezem en sop probeerden “hun straatje” weer schoon te krijgen. Jongetjes haalden hun hart op aan klappertjes of probeerden met een brandglas een oude veter in de fik te krijgen. In de tuin van mijn tante bliezen we bellen met een kalken pijpje uit een emmertje warm zeepsop. Verder speelden we met veel fantasie de helden uit Westerns en indianenfilms na. Meisjes wilden altijd “vadertje en moedertje” spelen waarvoor de jongetjes zich op hun beurt zelden leenden. Met luilak leefden we ons doorgaans uit met het melige “belletje trekken”.
Speeltuin Sportpark De Ruijter
Waar je jezelf ook kon uitleven was in de speeltuin van Sportpark De Ruijter aan de Gerard Callenburgstraat waarvan je wel lid moest zijn. Dat werd door de “wacht”, meneer Valks, nauwlettend in de gaten gehouden. Er waren, naast een grote zandbak, schommels, een draaimolen, een klimtoren (waar je ongenadig uit kon lazeren) en een Engelse wip. Ook de binnentuinen met de pierenbaden en de zandbakken waren slechts voor bewoners toegankelijk maar het toezicht daarop was verre van waterdicht. Slechts sporadisch kwam een gepensioneerde bejaarde kijken of de kleuters elkaar niet met hun schepjes de hersens in sloegen of kans zagen toch nog in het ondiepe water te verzuipen.
Klik hier voor deel 1
Klik hier voor deel 2
Klik hier voor deel 3
Klik hier voor deel 4
Klik hier voor deel 5
Klik hier voor deel 6
Klik hier voor deel 7
Klik hier voor deel 8
Klik hier voor deel 10