Een woonwijk voor arbeidersgezinnen
Ik ben geboren (1946) en getogen (tot 1968) in de Jan den Haenstraat in de Amsterdamse buurt Bos en Lommer. Een woonwijk gebouwd in de dertiger jaren voor arbeidersgezinnen die lid moesten zijn van een woningbouwvereniging die de huizen in beheer had en waarvan de baas nog niet in een Maserati reed. In ons geval “Zomers buiten”.
De planologen van die tijd hadden een goed beeld van de woonbehoeften van die tijd. De straten waren ruim opgezet met brede trottoirs, met plantsoenen en kastanjebomen langs de rijweg waarop in die tijd nog nauwelijks autoverkeer was. De huizen waren niet groot maar relatief comfortabel. Zo hadden alle woningen een eigen douche en een centrale warmwatervoorziening. En dat in een tijd dat de meeste Amsterdammers het vege lijf nog moesten wassen in een van de gemeentelijke badhuizen of met een teiltje water in de keuken moesten knoeien.
Lage huren
De huren waren laag (in de tijd die ik mij nog kan herinneren kort na de oorlog ongeveer een tientje per week). Het was dus geen wonder dat mijn ouders na hun huwelijk blij waren dat ze een benedenhuis in de Joris van Andringastraat konden betrekken. Nadat ik geboren was (ik had nog een negen jaar oudere zus) verhuisden ze naar een grotere bovenwoning in de Jan den Haenstraat 31 met plek voor ons allemaal.
Onze buren
In het huis dat drie etages telde woonden aanvankelijk beneden de weduwe Bosman en op de eerste verdieping de familie Op den Akker met twee zoontjes, Petertje en Henkie. Naast ons woonde aan de ene kant de familie Hoekstra en aan de andere kant ook een weduwe Stoeltie. Later wisselde de bezetting. Beneden vestigde zich de familie De Geus met tienerdochter Trudie en onder ons kwam de familie Felix (Henk en Sjaan of Jeanne) met dochters Patricia en Madeleine te wonen, later weer opgevolgd door een jong stel, Ger en Hannie Veldhuizen met een dochtertje Elly.
”Het was er heerlijk wonen”
Ons huis telde een woonkamer van 4,5 x 4,5, een pijpenla van een keuken, een kleine en een grote slaapkamer plus een zolderkamer en een bergruimte waarvoor je wel een extra trap op moest. De inrichting van de huiskamer was zoals bij de meeste arbeidersgezinnen: tafel onder de (enige) lamp in het midden, twee crapauds bij de kachel in de hoek, een dressoir voor de serviesspullen en in ons specifieke geval nog een divan voor loges of een ongesteld gezinslid. Keuken met een gasfornuis, een granieten aanrecht met daaronder en aan de muur een paar simpele houten kastjes voor het kookgerei. Pure luxe was dus de “badcel” waarin ook de was kon worden gedaan. Achter was een balkon (wij spraken van waranda) waar je uitzicht had op een binnentuin die door een huizenblok werd omsloten. In de tuin bevond zich een pierenbad en een zandbak zodat alles leek te zijn voorbereid op de babyboom die na 1945 zijn beloop had. Het was er heerlijk wonen.
Scholen
Ook met het oog op de bevolkingsaanwas was in de buurt een scholencomplex verrezen met drie scholen voor gewoon lager onderwijs, genoemd naar de dichters Herman Gorter, Jacques Perk en Israel Querido. Voorts bevatte het complex een school voor voorbereidend onderwijs, de kleuterschool of in de volksmond de “kak”school, die nog geen naam had. Iets verderop in de straat was nog de van Mansveldschool voor christelijk onderwijs. Er was voorzien in een aantal buurtwinkels en er waren sportvelden en een speeltuin. M’n liefje wat wil je nog meer.
Klik hier voor deel 2
Klik hier voor deel 3
Klik hier voor deel 4
Klik hier voor deel 5
Klik hier voor deel 6
Klik hier voor deel 7
Klik hier voor deel 8
Klik hier voor deel 9
Klik hier voor deel 10